DEEL 7. OPSTAND


Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk; Als het de rechte leer bewaart, is het gelukkig.

(Spreuken 29:18)

Het hoofdstuk dat nu volgt is het Centrale Heiligdom van dit verhaal. Begin 00.92 kwam ik daarin mezelf tegen, begon te twijfelen en werd bijna gek. Waarom ik? Maar het bleek uitgerekend. Mijn vader Jozephus, zijn vader Jacobus, mijn moeder Maria, ik: we waren al eens geweest. Eenmaal tot rust gekomen, pakte ik de draad weer op. Wel bleef het gevoel dat ik alles al eens gedaan had. Daarvoor weglopen, kon ik niet. Maar ik deed dat wel. Om mijn omgeving gerust te stellen.

00.92

De Balkan raakt steeds verder in de War, een nieuwe Amerikaanse zeearend wordt ingevlogen en in Nederland werkt een gestaalde vogel uit het hoppennest zich in twee nesten. Wereldwijd gaat communicatie steeds meer om de spin in het web draaien.

1 februari. Precies om 04.00 werpt mijn eenzame opsluiting haar eerste vrucht af. In een beeld worden vogels opgeroepen om hun talenten in te zetten voor de ontknoping van de War. In ruil daarvoor mogen ze in alle vrijheid zinvol werk doen. Nog diezelfde dag leg ik het beeld voor aan Zomertaling, een vogel die ooit in de interkerkelijke kippenren nestelde en inmiddels zijn eigen hoenderhok heeft. "Gevangen in Ja, maar", wijst hij me op problemen voor de organisatie. Bovendien vraagt hij zich af wat ik de sollicitanten eigenlijk te bieden heb. Omdat de hulpverlener de orde zwaarder laat wegen dan de eigen kracht van vogels, raak ik een beetje geïrriteerd: "Ze hebben zichzelf wat te bieden!" Mijn oproep blijkt echter tevergeefs. Als ik de gekooide weer verlaat, hoor ik in de verte een haan kraaien.

Een plotselinge aanval van vrieskou maakt dat ik in de nacht van 1 op 2 februari opnieuw om 04.00 bij de tijd ben. In de vorm van een sneeuwbal stelt overste Antipas zich voor als Maakbaarheid. Hij die op Goede Vrijdag werd begraven onder een sneeuwlawine, laat me in zijn opstanding ondubbelzinnig weten dat ik zijn interkerkelijke kippenren moet herstellen.

foto

Moerassneeuwhoen en korhoen moeten tot leven komen, ont-dooien. Ik voel ongeloof en blijf aan mijn nest genageld liggen. Dan explodeert de sneeuwbal in een oogverblindende vulkaan, indrukwekkender dan (ja, dan wat?). In een fractie van een seconde versmelt mijn hele levensloop in een voorstelling, waarin vogels die mij passeerden spontaan weer opduiken: de Aziatische kalander, Grote Bonte Specht, de Indische boompieper.

De verschijning van Antipas markeert het begin van een periode van innerlijke onrust. Namen, natuurverschijnselen, getallen, symbolen: opgenomen in een puzzel krijgen ze ineens betekenis. Niet ik maak mijn werkelijkheid, de werkelijkheid maakt mij. Voortdurend spuugt mijn levensloop beelden uit. Zo staat mij in de nacht van 2 op 3 februari, opnieuw om 04.00, een Universeel Stappenplan voor de Vogelbescherming voor ogen. Instemmen met één stap betekent automatisch en onomkeerbaar één stap hoger op de trede Zo eenvoudig kan het zijn:

  • Een vogel moet kunnen vliegen om vrij te kunnen zijn (eens/oneens). 

  • Veel vogels kunnen niet vliegen en zijn dus niet vrij (eens/oneens).

  • Die vrijheid moet worden geregeld in een Individuele Verklaring die voor alle vogels geldt (eens/oneens).

  • Die Verklaring luidt dat alleen vrije vogels tot hun recht komen (eens/oneens).

 

04.00 uur. Op dat tijdstip openbaart zich het boek Openbaring. Ik heb er weleens over gehoord, maar het beeld gelaten voor wat het was. Het blijkt een verhaal op mijn lijf geschreven! Is het de Wereld van de Vogelkenner die zich in visioenen, beelden, getallen en zinspelingen aan mij ontvouwt? Die Wereld die zo haaks op de War staat? Wil Hij mij tot artiest in zijn atelier maken? Ik raak buiten mezelf, word nog onrustiger, weet het niet meer. Hoe moet ik Wereld en War verenigen? Kan dit wel? Om de druk wat van de ketel te halen, besluit koningsstern Dapper tijdelijk onder te brengen bij haar vader en moeder.

Ik was gevangen en riep: Vogelverkenner! En Hij heeft geantwoord. Hij heeft mij de ruimte gegeven, Hij komt voor mij op als een vriend. Beter te schuilen bij Hem, dan te vertrouwen op vogels. Beter te schuilen bij Hem, dan te vertrouwen op macht (Psalm 118, 5 t/m 9).

In de nacht van 4 op 5 januari gebeurt het. Ruim drieëndertig jaar na mijn geboorte, word ik opnieuw geboren in degene die ik was. Teruggevlogen in de tijd herken ik me niet in langer in Paulus, tot zijn bekering nog een vogelverschrikker, maar in een twaalfjarige die een groepje schriftgeleerden toespreekt. In een gloedvol, door de Vogelkenner ingegeven betoog, hou ik mijn toehoorders een spiegel voor. Voor wie kies je: voor Hem of voor de War? Gaandeweg ontpop ik me als een gevleugelde die kooien uit de War wil helpen. Die kooien, zo begrijp ik al als tiener, zijn het product van onmacht: vogels kooien zichzelf en elkaar uit angst voor hun eigen vrijheid. Mijn spiegel nodigt uit om alle kooien te openen en vrij te worden. Maar helaas. Onbedoeld verzamel ik een verzameling fladderaars om me heen. Onder de indruk van mijn optreden, willen ze zich in mij laten opsluiten. Waar ik voor vreesde gebeurt: de kooihouders voelen zich bedreigd. Ik realiseer me de risico's van mijn optreden, maar zet toch door. De Vogelkenner trekt mij immers meer dan de War. Intussen maken vogels, waarvoor ik tot het uiterste wilde gaan, me op de meest vernederende manier kapot. Ik voel me gekneveld, gepijnigd, weggehoond. Ja, aan handen en voeten gebonden. Maar lichamelijk dood ben ik niet. Om het Leven gekomen, ben ik aan de dood ontsnapt.  Wel voelt mijn denken om me uit een duivels dilemma te bevrijden als een doornenkroon. Zoals Friedrich zich ook moet hebben gevoeld toen hij voor gek werd aangezien. Verraden voel ik me. Verraden door de kus van een Fregatvogel, die voor anderen de vuile was moest doen. Zoals mijn vader dat voor zijn vader deed. Van die War krijg ik het zuur, voel ik me leeg. Als een graf. Maar Vogelkenner-zij-dank: uitgerekend een vrouwtje, een van de minsten, toont gevoel voor mijn lijden. Ik moet tot leven komen, op zoek gaan naar een andere taal. Haar taal. Moeilijk, want de War is daar ongevoelig voor. Nog wel. Toch moet het werken. Zelfs een dove kwartel zag immers het licht, zij het na mijn wonden eerst zelf te hebben gevoeld. Opgelucht haal ik adem. In het diepst van mijn gedachten ben ik een vogelkenner geworden. Met een kleine 'v' wel te verstaan. Maar hoe sla ik de brug? Ik heb immers waawaawaanzinnig gedroomd. Ik was zo mooi, dat het niet gewoon was. Iedereen riep: Hosanna! Daarna werd ik gekust en gekroond. Diep in de nacht, totaal onverwacht, duizelde mijn hoofd van geluk. Iedereen lachte. En alles werd licht. Maar toe ik ontwaakte dacht ik beschroomd: niemand vertellen wat ik heb gedroomd.


"En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?" Petrus antwoordde Hem: "U bent de Boodschapper". Hij verbood hun met iemand over Hem te spreken. Hij begon hun uit te leggen: de Boodschapper moet veel lijden, hij moet verworpen worden door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden, ter dood gebracht worden, en na drie dagen opstaan. Hij sprak hierover ronduit. Petrus nam Hem apart en begon Hem de les te lezen. Maar Hij keerde zich naar zijn leerlingen, keek hen aan en berispte Petrus: "Weg daar, achter Mij, satan, want jouw gedachten zijn niet die van de Vogelkenner, maar die van de vogels". Hij riep de menigte met zijn volgers bij zich en zei tegen hen: "Als iemand achter Mij aan wil komen, laat hij dan met zichzelf breken, zijn kruis opnemen en Mij volgen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Wie zijn leven verliest vanwege Mij en de goede boodschap, zal het redden".

Vrij naar Marcus 8, 29-35


Vanaf hier pak ik de draad van mijn leven weer op waar u deze in Matteüs (hfdst. 28, vs. 51), Marcus (hfdst. 15, vs. 37), Lucas (hfdst. 23, vs. 46) en Johannes (hfdst. 19, vs. 30) mogelijk kwijtraakte.

Schijndood probeer ik vanaf mijn kruis nog wat beweging in de kippenren te krijgen. Tot mijn verdriet hebben Moerassneeuwhoen, Fregatvogel en Porseleinhoen echter meer boodschap aan de doofpot dan aan mijn ontbinding. Ik ben en blijf gekooid, luidt hun weinig opbeurende commentaar. In deze sfeer, waarin gevoel aan verstand is opgeofferd, bereikt me het nieuws dat Goudlijster zijn voorzitterschap heeft overgedragen aan een zwarte specht. Dan, als een donderslag bij heldere hemel, biedt Goudlijster me een strohalm. Inmiddels zelf vogelvrij heeft hij een persmuskiet in een onderdrukt mengsel van kwelende en krassende tonen laten weten dat hij zelf gelukkig was met de War binnen het Interkerkelijk kippenhok. "De War", zo oreert hij, "lijkt op een jaagpad, waar gekooide vogels maar moeizaam in beweging komen". Omdat zijn opvlieger niet de kooien maar wel de vogels spaart, blijven reacties echter uit. Reden dat ik na een maandje doofpot en gevoed door gewaarwordingen, mijn eigen knuppeltje in het hoenderhok gooi. Indachtig het optreden van Grote Bonte Specht roep ik dat de Hoge Raad verdeeldheid zaait in een War die eenheid zou moeten oogsten. Overgeleverd aan de War weet ik wat me te wachten staat: mijn kruisiging. En inderdaad. Moerassneeuwhoen roept onmiddellijk op het matje en laat me weten dat ik de vuile was buiten heb gehangen. Mijn tegenwerping dat ik alleen maar de wasmachine wilde laten zien, valt niet in goede aarde. "Jij ook altijd met je woordspelingen", verzucht Moerassneeuwhoen met enige irritatie in zijn stem. Mijn lot is bezegeld. Omdat ik de hele kloosterorde te kijk heb gezet, krijg ik op de derde dag van de tweede maand op staande poot mijn vrijheid terug. Opluchting! Terwijl de leden van de Hoge Raad hun poten in onschuld wassen, vlieg ik na drieëndertig jaar cel mijn vrijheid tegemoet. Vliegend door het luchtruim roept Zomertaling me nog één keer na: "Je bent stom geweest." Zijn woorden worden echter voor de derde keer overstemd door hanengekraai.

Na mijn geestelijke opstanding breekt een periode aan, waarin beelden me nog lang in hun macht houden. Friedrich heeft geen gelijk gekregen. Vogels kunnen helemaal niet beseffen dat de Vogelkenner dood is. Sterker: het Ongelooflijke dat Hij leeft is nog onderweg! Dat maakt een omweg, is nog niet tot de vogels doorgedrongen. Ik ben te vroeg gekomen. Intussen zing ik nog wel mijn lied, maar geen enkele toonaard komt aan. Integendeel. Hoe meer ik roep, hoe minder mijn geluid serieus wordt genomen. Datzelfde geldt voor Koningsstern. Op 15 april brengt zij in haar eenzaamheid een vrouwtje ter wereld. We dopen haar Roem. Van elkaar verwijderd pakken donkere wolken zich samen. Mijn slapeloosheid houdt aan en een tweede kooi voor verwarde vogels dreigt. In mijn vrolijke weten weet ik weliswaar wie ik ben, maar daar heeft niemand een boodschap aan.

De tijd heeft opnieuw ruimte gemaakt als ik weer eens als vanouds over het fantasierijke broeinest vlieg. Ineens zie ik in de verte Friedrich opduiken. Voordat hij opnieuw gevlogen is, klamp ik hem aan en twitter over mijn herwonnen vrijheid. "Ik heb de Vogelkenner gezien! Sterker nog: ik voelde me ineens zo vrij dat ik een knuppel in mijn hoenderhok heb gegooid". En?", vraagt de vogel na een korte, betekenisvolle stilte. "Mijn daad heeft de War inderdaad aan het licht gebracht!", roep ik opgewonden. "Tja", reageert de vogel, "en nu sta je op straat!". Even doe ik er het zwijgen toe. Dan vervolgt de vogel: "En weet je ook waarom je op straat bent beland?". Opnieuw zwijg ik. "Omdat het raadsel nog altijd niet is opgelost", vervolgt Friedrich. "Het raadsel?", reageer ik op mijn beurt. "Ja, het raadsel. Want dat maakt dat vogels de War nog steeds niet uit de knoop hebben kunnen halen. Ooit twitterde ik dat de onrust van de Westerse War en de rust van de Aziatische Wereld elkaar wel zouden vinden in een oplossing". "En dat is niet gebeurd?", verzucht ik. "Nog niet. Ik had duidelijk te vroeg geroepen. Want in het Westen dook ineens die Japanse kraanvogel op die zijn punt achter de geschiedenis zette. En je weet wat er daarna is gebeurd: allerlei dwaalgasten legden zich bij die punt neer". "Ook de dwaalgasten in het hoederhok, bedoel je?". "Inderdaad. Want ook zij konden in de War blijven, omdat het raadsel niet vanzelf oploste". "Ook zij?", vraag ik door. "Ach, kijk maar om je heen. De War is een lusthof geworden. Iedereen zijn cola of big mac. Zogenaamd in een Wereld zonder pijn. Want zo spreken al die goedgebekte volgers van de democratie en zijn moderne ideeën. Allemaal lompe brave vogels. Moedig en fatsoenlijk. Maar ook vogels die onvrij en oppervlakkig zijn. En dat komt weer omdat ze maar al te graag met die oude, rustige samenleving willen afrekenen. Haasten dus maar. Als verkeer dat geen richting heeft. Maar wat drijft de vogels? Als her draait om de belofte om alle vogels gelukkig te maken, moet de bevrediging van al die verlangens dan wel onze drijfveer zijn? Moeten we ons wel inlaten met al die luchtkastelen, zinloos opgaan in onze kinderlijke verlangens? Kijk nou eens eerlijk naar die War van verslapping om je heen! Het antwoord ligt toch voor het oprapen?". Overrompeld door zijn scherpe analyse, heb ik even behoefte aan frisse vlucht. Teruggekeerd wil ik Friedrich bedanken, als hij alweer blijkt gevlogen.

Op afstand van de kippenren houden enkele postduiven me tussen alle bedrijven door op de hoogte van de bewegingen daarbinnen. Even lijkt een opstand aanstaande, maar Moerassneeuwhoen en Zwarte Specht slagen erin een dreigende crisis te voorkomen. Dat ook de kippen in grafstemming zijn, blijkt als ik enkele weken na mijn vrijlating mijn overlijdensbericht krijg toegestuurd:

In memoriam: Paradijsvogel

Het bericht van het overlijden van onze paradijsvogel, één van de meest waardevolle en ijverige leden van ons kippenhok, heeft ons diep bedroefd. De paradijsvogel laat een lege plaats achter, die moeilijk op te vullen zal zijn. De paradijsvogel heeft jarenlang veel meer voor ons gedaan dan men normaal van een vogel mag verwachten. Als er iets gedaan moest worden of als er hulp nodig was hoorde men dan eenstemmig: "Laat de paradijsvogel het maar doen." En vroeg men aan één van ons een bepaalde taak op zich te nemen, dan was heel vaak het antwoord: "Dat kan de paradijsvogel beter dan ik" of "Daar heeft de paradijsvogel meer verstand van".

De paradijsvogel was een bijzondere vogel, dikwijls een wondervogel. Maar van deze wondervogel werd teveel verwacht. Paradijsvogel is niet meer en dus zullen we meer zelf moeten doen.

IederEen Samen.

Terwijl ik het overlijdensbericht lees, voel ik me weer terug in die kleine, maar knusse bovenverdieping aan de brouwersgracht. Daar waar mijn gistingsproces begon toen ik nog niet wist wie ik was.