DEEL 6. IK STA OP

De wet die ik je vandaag opleg, gaat je krachten niet te boven en ligt niet buiten je bereik. Bevond die zich in de hemel of aan de overzijde van de oceaan, dan kon je zeggen: Als iemand hem gaat halen en hem aan ons bekendmaakt, dan voeren we hem wel uit. Maar wie klimt voor ons naar de hemel, wie steekt voor ons de oceaan over? Nee, hij ligt binnen je bereik en is uitvoerbaar: je kent hem uit je hoofd, je draagt hem in je hart.


(Deuteronomium 30, 11-14)

 

00.84

De Britse roodborst Margareth ontsnapt aan de dood als een afscheidingsbeweging haar nest opblaast, de Indiase pauw wordt door haar bewakers vermoord en duizenden vogels op haar grondgebied niet lang daarna vergiftigd.

Het kustgebied bij de Hofstad voelt heilzaam. De zee en de duinen schenken me genoeg energie om, weer of geen weer, moeiteloos uren langs de kustlijn te vliegen. Tussen eb en vloed ontmoet ik op zekere dag Dody, een vogel die een onweerstaanbare aantrekkingskracht op me uitoefent. Opgejaagd door haar voormalige werkgever Tijd, vertelt ze over haar ontsnapping en zoektocht naar een andere Tijd. Haar verhaal raakt me. Dankzij Vogelenzang weer wat vogelvrijer nodig ik haar nog diezelfde avond nog uit om samen wat te drinken. De Liefde op het eerste gezicht vertaalt zich al snel in een verblijf van enkele dagen in het nest van de Gallische haan. Omdat Dody in gedachten bij een verloren Liefde is, houdt onze Liefde uiteindelijk geen stand.

Niet lang daarna raak ik bevriend met een nobele, vegetarische vogel, die werkt voor het Interkerkelijk Vredesduivenberaad. Samen met hem vlieg ik die zomer geheel op eigen kracht naar Perugia. Na 1700 kilometer, waarin we Eiffel en Stelvio trotseren, bereiken we moe maar voldaan de stad. Een groot gezelschap vredesduiven wacht ons op en nodigt ons uit om na te denken over de toekomst. Ook Smient is van de partij, maar ziet ons niet staan. De War lijkt hem te hebben gekooid.

Gaandeweg voel ik me weer de vrije vogel van vroeger. Zo vrij dat ik baltsvluchten durf uit te voeren rond een nest dat 'De Verwarring' heet. Op zekere dag vlieg ik daar een koningsstern tegen het lijf. Op jonge leeftijd door een inwendige kopbloeding getroffen, vertelt Koningstern me openhartig over haar keus voor het leven. Op mijn beurt vertel ik haar niet alleen over mijn bijna-doodervaring, maar ook over mijn opstanding. Geleidelijk groeit tussen de eenzaamheid van Koningsstern en die van mij een brug, waar we vrijelijk overheen lopen. Niet lang na onze ontmoeting trekt ze bij me in en bouwen we ons nestje. Ruim vier jaar later zal een geleerde zwarte stern onze band in een kloosterkerk bevestigen.

Wekelijks vlieg ik van de Hofstad naar Vogelenzang om mijn ziel te laten masseren. Maar ook sla ik dat jaar mijn vleugels uit voor een vlucht naar Italië. Tijdens die vlucht bezoek ik op een dag Assisi, waar ik in de buurt van een kleine kapel een zwarte paradijsvogel tegen hetl lijf loop. De gevleugelde, Franciscus genaamd, maakt me al snel deelgenoot van zijn levensverhaal. Overtuigd van zijn romantische aard, proef ik tussen zijn regels door ook zijn minder leuke ervaringen. Bijvoorbeeld dat zijn vader, een rijke vogel, hem na een vlucht over het Hanenrijk opeens anders ging noemen. Terwijl hij me wijst op een rij prachtige Italiaanse cipressen, vraag ik hem hoe het toch kwam dat hij ineens geïnteresseerd raakte in geestelijke zaken. Een steentje onder zijn poot vandaan peuterend, legt de vogel me uit dat een twist tussen Perugia en Assisi tot zijn gevangenneming leidde. "Maar het was uiteindelijk mijn ziekte, waardoor ik oog kreeg voor geestelijke zaken", voegt hij er onmiddellijk aan toe. Terwijl we samen opvliegen vertelt Franciscus dat een krijgstocht naar Apulië hem toch weer de ogen opende voor aardse zaken. "Maar", vervolgt hij ineens bloedserieus, "een visioen veranderde dat". Visioen? Alleen al bij het horen van het woord voel ik de grond onder mijn poten nog heter worden dan ze al is. Maar de paradijsvogel laat zich niet van zijn stuk brengen en vervolgt: "Die gekruisigde in het kerkje van San Damiano vroeg me zijn huis te herstellen". "Zijn huis? Wat bedoel je?", dring ik nieuwsgierig aan. "Zoals je huis alleen maar kunt begrijpen: als een plaats die bescherming biedt. Een Wereld die bij jezelf begint en bij de Vogelverkenner ophoudt. In Zijn huis maak ik een beginnetje in de hoop dat andere vogels volgen". "Zijn dat dan die vogels, die je voortdurend omringen?", haast ik me te zeggen. "Ach, als mijn naam valt, denken velen meteen aan de natuur. Ze weten dat ik met alles wat leeft een bijzondere verhouding had. Dat ik zou spreken met vogels, moet echter niet letterlijk worden opgevat. Eerder is het omgekeerde het geval: Omdat de Vogelkenner mij graag nabij wilde zijn, zorgde Hij voor vogels die tot mij spraken. Als vanzelf op mijn pad kwamen. Als gewaarwordingen, niet als waarnemingen. En nu komt de Liefde dus van twee kanten". Onder de indruk van zijn verhaal volgt een lange, betekenisvolle stilte. Ik voel dat de ontboezeming van de paradijsvogel me raakt. Liefde met een grote 'L'. Dat wil ik ook. "Maar waarom, waarom kan de Vogelkenner zijn verlangen niet wat sterker maken? Waarom laat Hij zich niet gewoon zien?", vraag ik de zwarte paradijsvogel in een uiterste poging de waarheid te achterhalen. Even valt er opnieuw een stilte, waarna de gevleugelde zijn betoog weer oppakt. "De Vogelkenner laat zich zien. Maar willen wij Hem wel zien? En dan niet als een sterfelijk lichaam, maar als een onsterfelijke geest?". In de vraag ligt het antwoord besloten: Wij willen Hem niet zien. Na Franciscus voor zijn wijze woorden te hebben bedankt, strek ik mijn vleugels uit om opnieuw het luchtruim te kiezen. Na veertig kilometer nog eenmaal omkijkend, is Assisi nog altijd niet van de horizon verdwenen. Sterker: de stad zal aanwezig blijven.

00.85

Een nieuwe Sovjetkraanvogel neemt de gedaante aan van een vredesduif, Palestijnse zonvogels kapen een gestaalde vogel en een samenscholing voor hulp aan een vergeten continent breekt alle records. In Nederland grijpt de angst voor een dodelijke vogelpest om zich heen.

Terug in de Hofstad stort ik me weer met hart en ziel in de ontknoping van de War. Datzelfde doel dient ook het hoofdkwartier van het Interkerkelijk Vredesduivenberaad, dat met de vogelkolonie in hetzelfde nest is ondergebracht. De sfeer onder de duiven is gespannen, want juist dat jaar staat een grote demonstratie tegen de War op het programma. Smient heeft zich een nobel doel gesteld: Ontwapen de vogels, om te beginnen op het eigen grondgebied. Volgens velen een zotte gedachte, maar intussen wel ingegeven door de Vogelkenner. Het raakt me. Vooral de uitdading om van Alleen Allen te maken spreekt me aan. De demonstratie wordt een succes, de War houdt aan. Die avond geeft een aantal vredesduiven een concert in het Paradijs, een voormalige kerk in het fantasierijke broeinest. De muziek verzacht de pijn.

foto

Dat vogels de Vogelkenner naar hun eigen beeld herscheppen, doet het richtinggevoel van de vredesduiven geen goed. Smient raakt als gevolg van een verdeelde achterban steeds verder vleugellam. Een ervaring rijker, een droom armer, voel ik dat mijn eenzaamheid opnieuw terrein wint. Hoe samenwerking nieuw leven in te blazen? Ik neem deel aan een samenscholing waar die vraag centraal staat. Ten overstaan van mijn kooigenoten betoog ik dat de War voortdurend in beweging is en dat Babylonische spraakverwarringen die beweging alleen maar bemoeilijken. Bovendien, zo laat ik mijn toehoorders weten, zal zinvolle informatie steeds vaker wijken voor zinloze informatie. Meer informatie die steeds minder aansluit bij de diepste behoeften, luidt mijn voorspelling. De vogel zal steeds meer vervreemden van andere vogels en uiteindelijk sterven aan zaad alleen.

Mijn bijna-dood heeft inmiddels ook mijn band met vader en moeder veranderd. Met moeder twitter ik iets minder, met vader juist iets meer. In Vogelenzang al nieuwsgierig geworden naar zijn verleden, vraag ik hem op een avond naar zijn levensverhaal. Hij vertelt en houdt niet meer op. In het verhaal speelt vader zichzelf, buiten spel gezet. Waarom hij hoger dan ik wil vliegen, wordt ineens duidelijk: boven lijkt hij perfect en kan hij mij op zijn manier laten vliegen. Vaders verhaal doet me denken aan dat van de Amerikaanse fregatvogel. Wat graag zou die zijn beide jongen in zijn droom hebben geholpen. Maar in plaats daarvan helpen zijn jongen hem uit zijn droom. De fregatvogel doodt daarop zichzelf, waarna het ene jong voor de kooi kiest en het andere voor zijn vrijheid.

Niet ver van mijn ouderlijk nest is mijn jongste zus Hyacint inmiddels aan haar droom begonnen. Tijdens een vlucht over het grondgebied van de hop en dat van de arend van Saladin is ze een holenduif uit het Verenigd Koninkrijk tegen het lijf gevlogen. Een balts in de staart heeft de twee naar Nederland gebracht. De duif, een trekvogel die vooral in boomholten en pijpen van gestaalde vogels nestelt, denkt nog na over een volgende bestemming. Uiteindelijk kiest hij voor klimaatverandering. Tijdens zijn vluchten naar uiteenlopende oorden zal hij nog veel kooldioxide uitstoten om de hoeveelheid kooldioxide terug te brengen. Verwarrend.

Na anderhalf jaar vogelkolonie is de War nog altijd niet ontknoopt. Dat vraagt immers om Samen. Verstaan voorziet daarbij in een prachtige brug, waar ik pootje voor pootje overheen loop. Een samenscholing over welsprekendheid brengt me direct al op het spoor van Aristoteles, een oehoe. De vogel, die bij dageraad en schemer jaagt, rust in rotsspleten en broedt in oude roofvogelnesten, leert me verstandelijk, braaf en gevoelig spreken. Alhoewel leerzaam, zijn het vooral de lessen van Puur die indruk maken. Onder de hoede van deze schoolmees begin ik aan een missie die het hoogtepunt van mijn scholing moet worden. De vraag waarom standpunten onenigheid kunnen veroorzaken, wil ik daarin beantwoord zien.

00.86

Op het grondgebied van de Russische steenarend leidt een ontploffing tot verhoogde radioactiviteit, een uitgedaagde gestaalde vogel ontploft boven het grondgebied van de Amerikaanse zeearend en mijn grondgebied is inmiddels voorbereid op Noah.

Inmiddels hebben zowel het Ideeënrijk als het Verre Oosten me op het spoor van Krishnamurti gebracht. In de hoop iets meer te weten te komen over mogelijkheden om de War te ontknopen, zoek ik de Indische boompieper op een zonovergoten dag op. De wijze, inmiddels behoorlijk op leeftijd, begroet me aan de rand van zijn nest en loopt enigszins in zichzelf gekeerd voor me uit. Ik ben de zoveelste die hem opzoekt. Op mijn vraag of hij een bezoekje op zijn tijd niet op prijs stelt, reageert de vogel afhoudend. "Mijn geest is onderhand een platgetreden pad", mompelt de oude stuurs. "De vogels zijn niet wijs!". Desgevraagd, maar niet na een diepe zucht te hebben geslaakt, legt hij uit wat hij bedoelt. "Ik probeer de vogels nu al jaren duidelijk te maken dat wijsheid vóór gevoel gaat. Om ons dagelijkse leven te leven hebben we verbazend veel wijsheid nodig, want alleen wijsheid kan onze geest opstandig maken". "Maar", werp ik tegen, "moet de War dan niet eerst worden veranderd?" "Eens", reageert de wijze vrijwel onmiddellijk. Maar die kan pas veranderen als vogels eerst uit de knoop raken". Vervuld van zijn wijsheid, verlaat ik het nest. "Eerst moeten vogels uit de knoop raken", hoor ik mezelf hem nazeggen.

Het is inmiddels najaar als een bevriende vogel me attent maakt op een interessante uitdaging. Een interkerkelijke kippenren, die eieren van arme vogels in het Zuiden helpt uitbroeden, is op zoek naar een vogel die goed kan verstaan. Omdat de spoeling voor paradijsvogels dun is, besluit ik te reageren. En zowaar: ik word uitgenodigd!

In de nacht voorafgaande aan de ontmoeting, voelt Koningstern zich plotseling niet goed. Ongewoon heftige hartkloppingen houden haar uit haar slaap. Naarmate de tijd verstrijkt, wordt ze steeds onrustiger. Voor alle zekerheid besluiten we een ziekenvolière op te zoeken. Gelukkig blijkt alles in orde. Half drie 's nachts lig ik pas in mijn nest om ruim drie uur later al weer op te staan. Als gevolg van een staking van het vluchtpersoneel sta ik noodgedwongen vroeg langs de startbaan in de hoop door een gestaalde vogel te worden opgepikt. Gelukkig pikt een barmhartige reuzenstern me op. Nog geen uur later zet hij me af op de plaats van bestemming: een monumentaal klooster in een oase van groen. Eenmaal binnen leidt een fregatvogel me naar de ren, waar zich op dat moment een alpensneeuwhoen, een fregatvogel, een Drentse hoender en een porseleinhoen bevinden. De hoen blijkt de overste van het hok. Hij geeft er tijdens de gedachtewisseling blijk van gewend te zijn aan hoge berghellingen. Dat hij met zijn ideeën af en toe uit de pas loopt heeft hem de bijnaam 'Antipas' bezorgd. Fregatvogel, onder wiens vleugels ik me geborgen zou moeten voelen, is zijn tegenpool. Hij stelt zich voorzichtig op en laat zich niet uit over de looprichting. De Drentse hoender toont zich een opgewekte, enigszins clowneske scharrelkip. Ze kakelt honderduit en toont indrukwekkend baltsgedrag. De porseleinhoen tenslotte lijkt op haar soortgenoten: moeilijk waar te nemen, maar met een kenmerkend geluid. Het getwitter verloopt in een goede sfeer, waarbij ik vooral de energie van Antipas voel. Omgekeerd laat hij blijken in mij een vogel te zien, die vogels op ons grondgebied aan het denken kan zetten over armoede in de Zuidelijke War. Hij prijst me omdat ik mezelf veel heb geleerd. Als ik na het gesprek naar buiten vlieg, voel ik me gloeien. Het klooster zou weleens mijn klooster kunnen worden. En dat wordt het. Als de leiding van de kippenren me kort na het gesprek laat weten van mijn diensten gebruik te willen maken, kriebelen mijn poten als vanouds. Na een korte ontmoeting met moerassneeuwhoen, de overste van de legbatterij, leg ik de gelofte van trouw af. Trouw aan de orde.

00.87

De Amerikaanse zeearend komt in aanvaring met de Iraanse nachtegaal, de Sovjetkraanvogel wil uit de nesten raken en Palestijnse zonvogels komen voor het eerst in opstand tegen de hoppen.

Na anderhalf jaar broeden komt mijn grootste ei in de Kooi voor Steenuilen eindelijk uit. Het antwoord op de vraag waarom standpunten onenigheid kunnen veroorzaken, is eenvoudig. Standpunten worden soms ervaren als oordelen en oordelen geven botsingen. En als vogels botsen, gaat het als snel niet meer om de inhoud maar om de vorm. Vogels, ongeacht hun pluimage, worden dan al snel haantjes. Ego's.

Op 25 september krijg ik de twijfelachtige eer om zelf haantje de voorste te spelen. Ongemakkelijk en gehuld in een bizar verenkleed sta ik op mijn voetstuk. Tot Puur in bijzijn van Koningsstern en onze wederzijdse ouders de deur van haar Kooi voor me opent. "Vuurwerk!", laat ze zich op de valreep ontvallen. En ik laat de Kooi achter me.

Van vuurwerk in de kippenren is geen sprake. Nog niet in het bezit van enige voorkennis ervaar ik mijn domein als een ontspannen broedplaats van scharrelkippen, die onder druk van een aangrenzende legbatterij hun werk doen. Onophoudelijk vlieg ik tussen mijn broedplaats en de batterij heen en weer, om de verhalen uit de Zuidelijke War tot leven te brengen. Soms moet ik daarbij op eieren lopen: de harde feiten zijn soms zo schokkend dat een verhaal daarover arme vogels in gevaar kan brengen! Die harde feiten zie ik bevestigd in beelden van gemartelde vogels, die zich niet in de War wilden laten brengen.

Overste Antipas blijkt behalve een buitenbeentje een gedreven vogel, die de behoeften van de armen ter harte gaat. Meer dan Moerassneeuwhoen, die het belang van zaadverstrekking benadrukt, wijst hij op de noodzaak van eerlijke zaadverdeling: in het wapen van zijn orde komt recht vóór medeleven. De ideeën van de sneeuwhoen sterven echter een vroege dood. Op Goede Vrijdag, een moment dat herinnert aan een ver verleden, doet Antipas zijn naam eer aan. Tijdens een verblijf in de alpensneeuw loopt hij uit de pas en raakt bedolven onder een zware lawine. Op voorstel van de orde wordt Moerassneeuwhoen verantwoordelijk voor het reilen zeilen van de legbatterij. Het voelt niet goed. Noch bij mij, noch bij veel anderen. De pas van sneeuwhoen verdraagt zich niet met die van Antipas. Kort na zijn aantreden wordt dat bevestigd als Moerassneeuwhoen nog een tweet met mij aanknoopt. Op mijn vraag of hij het aantal scharrelkippen wil opvoeren, reageert Moerassneeuwhoen afhoudend. Zijn kippenren moet eerst en vooral een legbatterij worden. Enkele maanden na zijn uitspraak komt die legbatterij onder leiding van een korhoen. Hij zal me buiten spel zetten.

00.88

De kraanvogel ziet zijn Sovjetnest uit elkaar vallen en de arend van Saladin vergast 5000 Irakese patrijzen. Tussen de bedrijven door wreekt mijn land de Tweede War door de braakbal goed te spelen.

Een jaar na zijn dood wordt Antipas bejubeld als een bijzondere Alpensneeuwhoen, die veel en goed wist samen te werken met vogels in de zuidelijk War. Herdacht worden zijn denkkracht, gevoed door zijn geloof in de Vogelkenner. Zijn fantasie en nieuwsgierigheid stimuleert zijn volgelingen om na te denken over de mogelijkheden en grenzen van internationale samenwerking. In de jaren die volgen gaat het tot mijn spijt vooral over de grenzen.

Zo zwart als Goede Vrijdag was, zo zwart wordt 17 mei. Het vrouwtje van Bruinkopmees, de heerser van de vogelkolonie, is uit haar nest gevallen. Dood. Een dag eerder nog bij de twee op bezoek, kan ik het bericht niet bevatten en ben volkomen van de leg. Waarom? Waarom moest uitgerekend Bruinkopmees dit overkomen? Of had de Vogelkenner hier soms niet de hand in? Ik weet het niet meer en trek de Vogelkenner in twijfel. Opmerkelijk genoeg is het Bruinkopmees die Hem kort na het noodlottige ongeval zelf tot leven laat komen. Bezield door de Vogelkenner schetst hij wie zijn vrouw voor hem was: "Zo blauw zo licht scheen mijn lieve schat in mijn leven. Slechts even toch een lange tijd. Gelukkig ben ik die dat allemaal mocht beleven". Drie dagen na haar val vieren we haar opstanding, omringd door vogels die van Oost- naar West-Berlijn vliegen. Want alleen die vogels worden niet teruggefloten, laat staan neergeschoten.

Het is een stralende dag in september als Koningsstern en ik elkaar trouw beloven. Een sirene verstoort onze muziek, mijn geliefde schuift de verkeerde ring om mijn poot en steigers ontsieren de kerk. De Zwarte Stern die ons voorgaat stelt ons echter gerust. "Dat steigers bouwwerken altijd geschikt maken voor de toekomst, is een misverstand", betoogt hij. En zo is het ook met de steiger die vader en moeder Koningsstern voor Koningsstern en mij hebben willen neerzetten. Trouw dwing je niet af met verstand, maar met gevoel.

Kort na ons trouwen vestigen Koningstern en ik ons niet ver van de kippenren tussen bomen. We zijn terechtgekomen in een oase, waar nog weinig oog is voor een gat in de ozonlaag. De geestelijke armoede is goed afgeschermd, de tastbare rijkdom uitgestald. Ondanks ons moeizame inburgeren, lijkt de tijd rijp om aan jongen te denken. Maar twijfelen doe ik wel. Zullen zij zich in deze War welkom voelen? Ik deel mijn twijfel met Koningsstern, maar zij overtuigt me ervan dat jongen juist nodig zijn. Zij kunnen de War immers helpen ontknopen. Vanaf dat moment krijgen ook jongen het voordeel van mijn twijfel.

00.89

Ook in het land van de Roemeense steenarend verdwijnt het kippengaas, een verdronken gestaalde vogel schaadt het milieu voor de kust van de Amerikaanse zeearend en in het land van de Japanse kraanvogel vloeit bloed. De Iraanse nachtegaal twittert "fatwa" en doet een artistieke vogel in de ban.

De talloze tweets met vogels onder de evenaar zijn niet alleen boeiend, maar ook schokkend. Zo ontmoet ik op een namiddag een Filipijnse trekvogel, die voortdurend moet onderduiken uit angst te worden doodgeschoten. "Comfortabel christen zijn", benoemt hij de vrijblijvendheid waarin rijke vogels leven. "Het is gemakkelijker om op jullie grondgebied dan op dat van mij de christelijke vogel uit te hangen". Deze en ook andere gedachtewisselingen met onderdrukte vogels bevestigen wat ik al wist: Dat meeleven en recht bij elkaar horen. Vogels worden gekooid, vervolgd, gemarteld en gedood. En dat alleen maar omdat ze gezien willen worden. Dat verhaal vertellen, blijkt haast onmogelijk. Vogelvrijen willen zich uit angst voor de gevolgen immers niet door persmuskieten laten gebruiken. Bovendien zijn hun verhalen ook nog eens parels voor de zwijnen: Recht verkoopt nu eenmaal niet, krom wel. Ik raak ongeduldig en ga op zoek naar een ander geluid. Omdat de School voor Uilen me onbegrijpelijk leerde piepen, laat ik me bijscholen in begrijpelijke taal. Dit in de hoop verhalen dichter bij de vogels te kunnen brengen. Een uitgelezen kans doet zich voor als het vijfentwintigjarig bestaan van de kippenren in zicht komt. Onder de naam 'Armoe Troef' heeft een aantal artistieke vogels zich verenigd. Omdat juist theater doet verstaan, sluit ik me onmiddellijk aan. In een ongekende energie spreken en zingen we al snel één taal met armoe inderdaad als troef. In mijn noot op deze zang neem ik de armoedebestrijding op de hak. Mijn boodschap: over de ruggen van de armen zijn we vooral met onszelf bezig. Ineens komt Claus, een koningseider, uit de lucht vallen. De vogel, die kampt met te weinig nestruimte, zou onderweg naar samenwerking de snavel zijn gesnoerd. Terwijl hij overwinnaar had moeten zijn, staat hij aan de grond genageld. Genageld, ja. Dat is het juiste woord.

foto prins Claus

00.90

Het verwijderde kippengaas blijft het nieuws beheersen: de Roemeense steenarend wordt verdreven, een Poolse witte arend en een Tsjechische steenarend komen binnenvliegen, en de Duitse steenarend verliest zijn gespleten persoonlijkheid. In hetzelfde jaar vliegt de Zuid-Afrikaanse paradijskraanvogel zijn vrijheid tegemoet en valt de Amerikaanse zeearend de Panamese harpij aan.

Na ruim twee jaar kippenren mag ik met eigen ogen zien hoe al die heilzame eieren elders in de War worden uitgebroed. Een trek over het grondgebied van de Keniaanse haan en dat van de Tanzaniaanse giraffe geeft me een indruk van het leven daar. Ik maak kennis met de wilskracht van woestijnleeuweriken in Nakuru en het enthousiasme van boerenzwaluwen op de hoogvlakte van Tarime. Stuk voor stuk smaakmakende vruchten van samenwerking. Maar ook ervaar ik de gevolgen van een botsing tussen een groep vechtkwartels en arme winkeldiefjes in Nairobi en die van de Vogelpest in Kagera. Onderdeel van mijn trektocht is een interkerkelijke samenscholing over de vraag wat nou eerder was: de kip of het ei. De kip is het ei, meent een hazelhoen. Hij roept een wonderbaarlijke gebeurtenis in herinnering. Overtuigd van het tekort aan eieren zouden volgers van een vroege paradijsvogel wanhopig om zich heen hebben gekeken in de hoop een kip te vinden. Totdat hij hen wees op hun vermogen om zelf eieren te leggen. Het verhaal maakt veel duidelijk, waaronder het besef dat ontknoping om samenwerking vraagt.

Een dieptepunt tijdens mijn vlucht vormt een ontmoeting met twee Nederlandse kooivogels, die onder toezicht van mijn kippenren op het grondgebied van de Keniaanse haan werken. Onthutst ben ik als ze hun snavel roeren over de leiding van het de kippenren. De gesjeesde korhoen zou met zijn haantjesgedrag voor veel verwarring hebben gezorgd! Zo zouden arme vogels tevergeefs op hem hebben gewacht, omdat het warme nest van de kooivogels hem zo goed beviel. Als andere vogels het haantjesgedrag van korhoen bevestigen, slaat de schrik me om het hart. Ook korhoen is in de War geraakt. Ik krijg onderhand de indruk dat de Interkerkelijke kippenren vreemde eenden in haar bijt heeft.

Inmiddels weer thuis vlieg ik op zekere dag een Italiaanse woestijngrasmus tegen het lijf. Na zich als Ferrucci te hebben voorgesteld, begint de vogel ineens over een gevoelige en twijfelende vogelkenner. Deze zou het slachtoffer zijn geworden van zijn eigen schepping. Een beetje Friedrich, denk ik, maar al snel gooit de mus het over een andere boeg. Niet de vogels maar de vogelkenner zou het kwaad hebben veroorzaakt. Hij zou de knoop niet uit de War kunnen krijgen en onvrije vogels maar laten aanmodderen. "Maar dan is jouw vogelkenner niet mijn Vogelkenner", roep ik uit. "Want mijn Vogelverkenner houdt zich ook op in de vogels zelf. Naar beeld en gelijkenis, weet je nog? Vogels modderen maar aan, omdat ze de vrijheid niet durven nemen. Bovendien is de Vogelkenner goed èn kwaad. Hij is boven alle twijfel verheven". Al teveel opgegaan in mijn eigen ergernis loop ik naar de nestrand. Voor mijn laatste opvlieger draai ik me nog één keer om. "Het blijft regenen zolang je de voet van Golgotha niet hebt bereikt", laat ik hem op de valreep weten. Dan strek ik mijn vleugels en verkies het luchtruim.

Weer met beide poten op de grond verrijkt een mannetje op 14 september ons leven. We noemen hem kort en bondig Dapper. De aanwezigheid van Dapper maakt ons tot vader en moeder. Meer dan ooit voelen we ons verantwoordelijk.

00.91

In de woestijn van de Irakese arend en de Koeweitse valk eindigt een War met de bevrijding van de valk, het Sovjetnest valt uit elkaar en op de Balkan breekt een vogeltwist uit.

In de kippenren baren de Babylonische spraakverwarringen me steeds meer zorgen. Op zoek naar die wereld van overeenkomst blijven verschillen verdeeldheid zaaien. Op het eerste oog zoekt onze orde samenwerking, maar die indruk wordt telkens door de feiten achterhaald. Vogels die zich anders gedragen, worden regelmatig op het matje geroepen. Tot overmaat van ramp vliegt Fregatvogel met alle winden van de moerassneeuwhoen mee. En raakt hij al de oceaan, dan raken zijn veren meteen doordrenkt. Maar ook op het land kan de vogel zijn draai niet vinden. Onhandig schuifelt hij voort of klimt omhoog naar een plaats waar hij kan ontkomen. Zonder een straffe wind van Moerassneeuwhoen heeft de dwaalgast zichtbaar moeite met vliegen. Eenmaal in de lucht zweeft hij urenlang zonder enige beweging over de oceaan, al is er gewoonlijk wel land in zicht. Het moge duidelijk zijn: ook Fregatvogel biedt weinig houvast.

Terwijl ik steeds meer tegen de muren opvlieg, ontmoet ik op een regenachtige morgen Maarten. Op mijn vraag waarom hij zo bedroefd kijkt, deelt de lijster zijn zorgen. "Als protestant wilde ik de vogels ooit op eigen poten laten staan". "Maar daar is toch niks op tegen?", reageer ik verbaasd. "Nee, maar die vrijheid heeft wel tot eenzaamheid en machteloosheid geleid. En die twee zijn ook heel protestant". Nauwelijks bekend met zijn leer, kijk ik de melancholieke vogel vragend aan. "Kijk, ik heb altijd gezegd dat alle vogels kwaad en zondig worden geboren. En ook heb ik altijd beweerd dat de Vogelkenner vogels alleen vergeeft als ze zichzelf kleineren". "Anders dan die Eras-mus vond!", roep ik gevat. "Precies", reageert mijn gesprekspartner terstond. "Maar dat idee van de vogel als machteloos instrument in handen van de Vogelkenner zat je toch niet lekker?". "Inderdaad. Vandaar ook mijn vurige verlangen naar zekerheid. Die zekerheid kwam als een openbaring. Opeens begreep ik dat vogels niet gered worden om wat ze waard zijn, maar om hun geloof. Alleen een geloofservaring die geen twijfel oproept, maakt een vogel zeker van zijn verlossing." "Nou, dat is dan toch een bevrijdende gedachte", probeer ik in een poging iets van zijn zorgen weg te nemen. "Inderdaad, maar het geeft wel te denken dat jouw protestantse kloosterorde de vogel weer wil terugbrengen tot een machteloos instrument ". Terwijl dat denken tot mij begint door te dringen, heeft mijn medebroeder de draad van zijn kloosterwandeling alweer opgepakt. En zijn pijp.

Het gesprek met Maarten nog vers in mijn geheugen sta ik voor de keus. Wat moet zwaarder wegen: mijn kloosterorde of mijn geestelijke vrijheid? In tweestrijd vlieg ik ineens Goudzwaard tegen het lijf, de hoogste baas van ons kippenhok. Tijdens onze ontmoeting twittert de goudlijster over zijn plan om naar Namibië te vliegen. Daar zal hij vieren dat dit grondgebied onafhankelijkheid wordt. We spreken af dat ik zal proberen om persmuskieten voor zijn missie te interesseren. Eenmaal onderweg twittert de goudlijster uitgebreid over zijn ervaringen en gevoelens. De persmuskieten tonen belangstelling, zeker ook omdat de goudlijster een markante en invloedrijke dwaalgast uit diepe, dichtbegroeide wouden is.

Arme vogels. Ze zijn niet alleen onder, maar ook boven de evenaar te vinden. Zelfs op ons grondgebied, zelfs binnen de Interkerkelijke kippenren. Dat ook binnen de ren vogelrechten worden geschonden, wordt steeds duidelijker. Vooral in de legbatterij legt de ene na de andere kip het loodje. Het domein van de scharrelkippen verandert intussen steeds meer in een broedplaats waar Fregatvogel alle controle kwijt is. Omdat er geen haan naar de chaos kraait, voel ik me steeds eenzamer. Het is onder die omstandigheden dat Fregatvogel me op een ochtend een taak oplegt, die ik onder druk van het vele werk niet kan waarmaken. De vogel blijft echter aandringen, omdat hij op zijn beurt de hete adem voelt van Korhoen, zijn opdrachtgever. Voor het blok gezet zie ik geen andere mogelijkheid dan me voor onbepaalde tijd ziek te melden. Ziek van het blok waarvoor ik me gezet zie, ziek van de kooi. Volkomen in mezelf gekeerd, laat ik Moerassneeuwhoen weten wat me bezielt. Niet alleen lucht ik mijn hart over de door mij waargenomen misstanden, ik vraag ook aandacht voor mogelijke oplossingen. In plaats van een open oor, biedt Moerassneeuwhoen verzet. Hij voelt zich op zijn nummer gezet en blijft volhouden dat zijn War in orde is. Ten einde raad zoek ik contact met een buidelmees, die als kooikenner naam heeft gemaakt. Omdat ik een botsing tussen mezelf en de ren voor wil zijn, vraag ik hem om een uitweg. Achterovergeleund blaast de buidelmees een aaneenschakeling van heldere fluittonen de ruimte in. De vogel die nooit rapporten leest, een hekel heeft aan lang nadenken, niet op zijn snavel is gevallen en elke 48 seconden een beslissing neemt, slaat met zijn poot op tafel. "Voorgevoel!", roept hij stellig. "Voorgevoel is nog altijd de meest waardevolle eigenschap van de leider". "Maar wat dan als dat voorgevoel ontbreekt?", vraag ik nieuwsgierig. "Voorgevoel krijg je door afstand van de zaak te nemen. De samenleving kan de dupe worden van ambtelijke kloosters waarvan de leiders mager, oppervlakkig of oneerlijk zijn. Bewogen vogels komen dan al snel buitenspel te staan". Na deze lessen keer ik huiswaarts, waar ik opnieuw slapeloos raak. Gaat 00.83 op herhaling? Hoe kom ik hieruit? Mezelf pijnigend met deze vragen, klampt een vogel me aan die zichzelf voorstelt als Edward. De Filipijnse roodkeelnachtegaal trekt zich al jaren het lot aan van gekooiden in zijn land. "Kun je gevangen zijn en toch vrij?" vraag ik hem direct op het mannetje af. Zonder mijn bedoelingen te kennen, geeft hij openhartig antwoord: "We zijn vrij, zelfs in onze kooi. Maar het is beter in dan buiten de kooi. Ook al bieden onze cellen ons beter bescherming tegen de tyfoon. Ook al is het voedsel er beter". "Maar waar ligt onze vrijheid dan?", houd ik aan. Luisterend naar mijn eigen geluid, hoor ik me ineens naar de bekende weg te vragen. De weg immers die de Indische Boompieper al wees. "In onze eigen beslissing", reageert de nachtegaal zonder aarzeling. "In onze beslissing om samen te strijden, voor ons eigen welzijn, voor onze vrijlating uit de kooi, om betrokken te blijven bij de strijd van arme vogels buiten de kooi". Overtuigd van zijn gelijk en bevestigd in mijn geloof neem ik afscheid.

Mijn slapeloosheid houdt aan. Omdat ik lichte paniek voel, vraag ik een dupontsleeuwerik om over mijn gezondheid te oordelen. Als de vogel me vraagt naar de redenen van mijn toestand botsen we over recht en onrecht. Geërgerd laat de leeuwerik me weten dat vogels die de War zo nodig uit de knoop willen halen hem met rust moeten laten. Als ik hem vraag of de War hem dan geen zorgen maakt, wijst hij op allerlei uit de Zuidelijke War geïmporteerde voorwerpen. Die bewijzen toch dat arme vogels hem boeien? Na afloop geeft de vogel zijn oordeel: ik ben overspannen en moet gekalmeerd met één milligram haldolzaad per dag. Omdat ik kooigenoten in Vogelenzang onder hetzelfde middel gebukt zag gaan", vraag ik naar de bijwerkingen. "Hooguit gaan je poten er wat van trillen", doet hij mijn vraag geruststellend af. Ik stel me meegaand op en neem het recept mee. Thuisgekomen laat ik het middel onaangebroken. De War van Dupontsleeuwerik staat ver van mijn Wereld. Ik ben gevangen en roep: "Vogelkenner!". Niet tevergeefs.