DEEL 8. MIJN TWEEDE VAL


"Wat nacht voor mij is, noemen jullie dag. Maar is er dan licht in deze duisternis? Als het dodenrijk mijn woonplaats is en daar mijn bed al klaarstaat, als ik het graf mijn vader noem en de wormen mijn moeder en zusters, wat voor hoop is er dan nog? Wie kan dat ontdekken? Mijn verwachtingen gaan mee naar het dodenrijk, mijn wensen neem ik mee naar mijn graf"

(Spreuken 17, 12-16)

Graflegging

De eerste maanden na mijn kruisiging zweef ik nog vrolijk in de lucht. Ik voel me gedragen door de Vogelkenner en mijn bevlogenheid kent geen grenzen. Tot de ravage die ik heb aangericht geleidelijk tot me doordringt. Ik heb mijn hoogzwangere Koningsstern in de steek gelaten, ben uit het Interkerkelijke kippenhok gezet en word niet meer serieus genomen door mijn omgeving. Om aan mijn eenzaamheid te ontkomen, maak ik een reis door mezelf. Ik teken mijn gewaarwordingen op en probeer te begrijpen waarom ze op mijn pad kwamen. Ik houd mezelf nog staande. Totdat het 'even zangzaad halen' waarmee Koningstern het nest verliet, onderdeel blijkt van een samenzwering. Drie kwartier na haar vertrek arriveert mijn lief en leed in gezelschap van een vlucht niet gediplomeerde hulpverleners. In een vlammend betoog treed ik nog eenmaal op als verdediger van de Nieuwe Wereld. Bij de vader van Koningsstern leidt dat tot de verzuchting dat ik een prima advocaat had kunnen zijn. Maar geen advocaat van de duivel, denk ik bij mezelf. Dan voel ik mijn krachten afnemen. Naarmate ik dieper wegzak, verlies ik het contact met mijn omgeving. Over de rand van mijn afgrond zie ik de omstanders, inmiddels allemaal hulpverlener, mijn kant opkijken. Dan wordt alles zwart. Zand erover, levend begraven.

De geschiedenis herhaalt zich inderdaad. Want opnieuw word ik opgenomen in een kooi voor verwarde vogels. En opnieuw ervaar ik dat die maar weinig verschilt van de War. Een eerste ontmoeting met een onderzoeker levert me onmiddellijk een standje op. Ik heb mijn eigen glazen ingegooid! Dat de Vogelkenner mij droeg, verzwijg ik. Mijn eigen vrolijke weten verstaat zich nu eenmaal moeilijk met het weten van de onderzoeker. Bovendien heeft hij maar één doel voor ogen: me opnieuw in de War brengen en vooral niet te veel stilstaan bij de Wereld. Wel behandeling, maar geen onderzoek naar mijn drijfveren dus. Het is in deze onmogelijke spagaat dat ik op zekere dag zwaarmoedig en tegen alle afspraken in een hooggelegen nest opzoek. Klaar voor mijn vrije val raak ik echter overmand door angst. Ik sta en zing in rust. De Vogelkenner let immers op mij. Aarde en afgrond verstommen, hoe erg ze ook brommen. Bijna opgelucht vlieg ik terug, meer in mijn geest dan in mijn vlees. "Afspraak is afspraak. Een mannetje een mannetje, een tweet een tweet", hoor ik fluisteren. Ik ieder geval heb ik mijn aardse vader gehoorzaamd. En in hem mijn hemelse. Maar zo voelt dat op dat moment niet.