DEEL 9. IK STA OP


De wet die ik je vandaag opleg gaat je krachten niet te boven en ligt niet buiten je bereik. Bevond die zich in de hemel of aan de overzijde van de oceaan, dan kon je zeggen: Als iemand hem gaat halen en hem aan ons bekendmaakt, dan voeren we hem wel uit. Maar wie klimt voor ons naar de hemel, wie steekt voor ons de oceaan over? Nee, hij ligt binnen je bereik en is uitvoerbaar: je kent hem uit je hoofd, je draagt hem in je hart.

(Deuteronomium 30, 11-14)


00.93

Op het grondgebied van de Rwandese grijze kroonkraan vertonen talloze vogels vluchtgedrag als gevolg van gruwelijke gewelddadigheden. De Amerikaanse zeearend bestookt de Irakese arend van Saladin en de Palestijnse zonvogels worden het uiteindelijk niet eens over vrede. In het land van de emoe worden de rechten van de oorspronkelijke bewoners erkend.

Gehoorzamen doe ik, ook in de kooi. Het leven is er strikt, want structuur moet ervoor zorgen dat ik de War straks weer aankan. Vrolijk weten hoort daar niet bij, kan daar niet bij horen. Als vreemde vogel in mijn bijt vlieg ik gelaten en gezagsgetrouw van behandeling naar behandeling. Anders dan veel van mijn lotgenoten kan ik me daar echter niet aan overgeven. Tweets pareer ik met twijfel, tot ergernis van een Spaanse mus die zich als heelmeester opwerpt. "Slik dat 'Ja, maar' nu eindelijk eens in", explodeert hij tijdens een samenscholing. De groep zwijgt en ik ben even snaveldood. Een nieuw 'Ja, maar', kan ik nog net onderdrukken, maar mijn twijfel blijft. Hij in zijn, ik in mijn weten.

Naarmate de tijd verstrijkt, ontmoet ik steeds meer kooigenoten. Aangrijpend zijn de steltkluten. Van onderen zijn ze wit, van boven zwart met zeer lange, rozerode poten. Omdat hun verschijning niet zou voldoen aan hun droom, vliegen ze zichzelf veelvuldig kapot. Als ik al met de kluten in aanraking kom, weet ik maar moeilijk tot ze door te dringen. Met name een van hen trekt mijn aandacht. Ze gedraagt zich nerveus en luidruchtig, zoekt met maaiende kopbeweging in ondiep water naar voedsel en zwemt zo af en toe. Op een dag vertelt een van haar lotgenoten dat haar familie haar nog jonge lijfje heeft misbruikt om mee te spelen. Een week na ons gesprek wordt de vogel dood aangetroffen. In ondiep water.

Na tien maanden slapeloosheid mag ik wegens goed gedrag doorvliegen naar een hok dat voorbereidt op een leven na de kooi. Het is inmiddels lente en er lijkt sprake van een nieuw geluid. Een boompieper, een tureluur en ik hebben elkaar in de muziek gevonden en geven concerten op het grondgebied voor onze kooi. De behandelaars reageren verrast en ontroerd. De grens tussen in en uit de War vervaagt. Het voelt als geluk. Eén van de behandelaars maakt me duidelijk dat de stemming in een kooi soms ineens kan ontstaan. Zo ineens is dat niet. We hebben elkaar leren verstaan. Een vogel die niet over een plein durfde, een lotgenoot die zich onbedwingbaar uitte, een vraatzuchtige: ze voelen zich gekend en hoeven hun schaamte niet langer te onderdrukken. Het is in deze lente, dat mijn oog (en niets meer dan dat) op Boulimia valt. De fraaie roodborst is me al eerder opgevallen vanwege haar onrustige dribbel. Als ik mijn verhaal over Boulimia met Koningsstern deel, staat mijn vader Josephus binnen de kortste keren op de stoep. Koningsstern heeft mijn vreemde gedrag als vreemd gaan beleefd. Een pijnlijk misverstand.

Het eind van mijn tweede Vogelenzang komt in zicht. Op de valreep kijk ik terug op een periode waarin Koningsstern me trouw bleef en haar familie geen thuis gaf. Uit de gratie gevallen. "Het gaat wel weer goed, hè?", is een controlevraag die ik af en toe nog krijg voorgelegd. Uitstekend, denk ik in mijn vrolijke weten. Maar geholpen door wat Lithium in mijn pap wordt een afgevlakt "Ja" mijn antwoord. Verdacht raken mag ik immers niet. En dus blijft erkenning voor mijn gewaarwordingen uit. Tweeduizend jaar na mijn eerste vogelvlucht, stel ik vast dat de War nog altijd niet is veranderd. Integendeel. Ook nu doen valse voorspellingen de ronde en zijn er vogels die eerder scheiden dan verbinden. Een enkele oprechte opstanding daargelaten, overheerst een grafstemming. In die War mag ik, voorzien van mijn vliegbrevet en Lithium, weer rondfladderen. "Geen Ideeënrijk meer", is de opdracht die mijn onderzoeker me nadrukkelijk meegeeft. Ik tweet "Ja", maar denk "Nee". Want hoe immers zou ik mijn ideeën kunnen opgeven?

Bezig om me voor te bereiden op mijn terugkeer in de War, zoek ik contact met een Vereniging voor Vreemdelingen Verkeer. Bonte Kraai, een zeldzame broedvogel en algemene doortrekker, ontvangt me hartelijk en heeft begrip voor mijn doorstart. Het is even wennen aan mijn nieuwe, onrustige broedplaats. Onbekende vogels vliegen af en aan en Bonte Kraai loopt het vuur uit haar poten om ze aan vast onderdak te helpen. En ik? Ik raak schoorpotend weer in mijn element. Mijn verbondenheid met onderdrukte vogels heb ik niet hoeven loslaten en dat voelt natuurlijk. Tegelijkertijd weet ik dat mijn teleurstelling over de War niet tot onverschilligheid mag leiden. Het Interkerkelijke kippenhok, dat op een steenworp afstand ligt, wilde mijn heilige vuur doven. Maar ze had kunnen weten dat mijn dood niet het einde van mijn leven kon betekenen. Maar goed. Dat was. Ik kwam gewoon te vroeg. Weer met beide poten op de grond dreigt inmiddels wel een ander gevaar: Zwart zaad. "Zie de vogels, ze zaaien en ze maaien niet", probeer ik Koningsstern gerust te stellen. Maar als dochter van een goed verzekerde vader en moeder wil ze daar niets van weten. Ik besluit daarom mijn zoektocht naar een andere broedplaats kracht bij te zetten. Die inspanning lijkt effect te hebben. Tijdens een fluitconcert van Glittering, een roodborsttapuit , word ik herkend door een kleine, bonte specht. De vogel, die ooit in een kerk tegenkwam, geeft me in overweging om mijn snavel in zijn mussenvolière te steken. Omdat dit vooruitzicht een breuk met mijn verleden oplevert, ben ik aanvankelijk terughoudend. Eerst kippen, nu mussen: Een wereld van verschil. Toch zet ik de stap. Wie weet pakt de oogst goed uit.

Eenmaal binnen de volière pas ik me aan. Ik voel me als een dode mus in een paradijsvogel. Dat verandert als ik geleidelijk weer oog krijg voor mijn kleurrijke omgeving. Behalve de huismus, waar ik al langer mee vertrouwd was, kom ik daar ook hegge-, rood- en rotsmussen tegen. Binnen de kortste keren loop ik weer rond. Vliegen gaat me, vleugellam, nog te ver.

00.94

Dieptepunt van het jaar is de massamoord op het grondgebied van de Rwandese grijze kroonhaan, waarbij zeker een half miljoen vogels gruwelijk worden afgeslacht. Zuid-Afrika krijgt in Mandela zijn enige echte paradijskraanvogel.

De volière waar ik in ben terechtgekomen werkt voor een bestuur van ganzen, elk met hun eigen kleur. De ganzen zijn grote en luidruchtige watervogels die voornamelijk voedsel zoeken op het land en nestelen op grond of kliffen. Het valt me op dat zij niet zozeer hun eigen geluid laten horen, maar dat van hun soortgenoten in allerlei toonsoorten herhalen. En dat dan weer in de hoop dat niet-soortgenoten op hun beurt dat geluid weer overnemen. Een zeer voorspelbaar schouwspel, waarin de ganzen zichzelf gevangenhouden. Het spektakel leidt af van de inhoud.

Mijn eigen aanvaring nog vers in het geheugen, maak ik mezelf de eerste weken kleiner dan ik ben. Snel en veerkrachtig in zijn vlucht vraagt een kleine burgemeester me op zekere dag om me in hem te verplaatsen en zijn tweets in een vorm te gieten die tot de verbeelding spreekt. Eindelijk erkenning! Mijn nieuwe rol bevalt me uitstekend. Ik mag me in de vogel verstaan en kneed zijn woorden tot kleine kunststukjes. Geleidelijk oogst Kleine Burgemeester waardering voor zijn tweets, zo ervaar ik als ik me op een dag aansluit bij zijn gehoor. Hij groeit en ik groei mee. Tien jaar nog zal ik spreekbuis van de burgemeester zijn.


00.95

Op de Balkan grijpen vogels van mijn grondgebied niet in als duizenden vogels onder haar toezicht worden gedeporteerd en vermoord, de hop Rabin wordt vermoord en vanwege dreigende overstromingen krijgen 200.000 vogels in Nederland tijdelijk een ander nest.

Na ruim een jaar volière, tipt een mus me op zekere dag op een volière in wording. Het betreft een hok met hoogvliegers, maar opnieuw: Mussen. En ook die werken voor een Ganzenbord. Met knikkende poten knoop ik een tweet aan met een heggenmus, die me op zijn beurt in contact brengt met Legerman, een grote baardgrasmus. De vogel, herkenbaar aan zijn witte baardstreep, blijkt op de hoogte van mijn spraakmakende voorgeschiedenis, maar durft het desondanks met me aan. Niet lang daarna stelt hij me voor aan Taxus, een grote burgemeester. Anders dan zijn kleine tegenhanger loopt deze vogel op stelten en heeft een opmerkelijk grote snavel. "Hij twittert graag", laat baardgrasmus me na afloop weten. Niet lang daarna kom ik daar zelf achter. Als ik op een mooie zomerdag de eervolle opdracht krijg om Grote Burgemeester wat woorden in zijn snavel te leggen, moet ik die toch maar weer inslikken. Ook Grote Burgemeesters hebben soms een groot ego.

Begin oktober verhuizen Koningsstern, onze twee jongen en ik naar een park in de buurt van Dorestad. Op deze voor Noordwest-Europa ooit zo belangrijke handelsplaats landen we op nummer 31, een drie-eenheid die me opnieuw herinnert aan mijn verleden. Ten tijde van de Romeinen zou ons nest aan de Rijn hebben gelegen, gesplitst door de noordelijke grens van het Romeinse Rijk. En opnieuw: Herinneringen. Maar veel tijd om stil te staan bij het verleden is er niet. Ons nieuwe onderkomen eist al snel alle aandacht op. Jaren van klussen volgen, waarbij de pestvogel van mijn Verre Oosten avontuur me helpt. Zijn vrouwtje heeft hem eerder verlaten en hij moet zijn ei kwijt. Een aanvankelijk uitgewoond nest verandert gaandeweg in een fraai onderkomen in het groen.

foto huisnummer

Het is winter als ik in mijn nieuwe woonplaats langs een klein paleisje vlieg. Ik weet inmiddels dat daar een koningseider onder de naam Irene broedt, maar laat het nestje aan me voorbijgaan. Dan ineens haalt een knarsende korr, zachter dan die van de reuzenstern, me uit mijn vlucht. Aan de rand van de tuin sta ik ineens oog in oog met de dwaalgast. "Majesteit", roep ik, zonder me rekenschap te geven van haar turbulente voorgeschiedenis. "Geeft niet", laat de vogel me op vredige toon weten. "Mijn oranje snavel zal je ongetwijfeld in verwarring hebben gebracht". Ik beweeg me nog wat ongemakkelijk als Irene alweer het woord neemt. "Ik kom zojuist terug van een gesprek met een boom". "Met een boom?", reageer ik een beetje gniffelend, maar ook belangstellend. "Ja, met een boom. Vreemd, zal je misschien denken, maar voor mijn gevoel zijn wij vogels met alles verbonden. Dus ook met de natuur. Even voel ik weerstand opkomen. "Kijk dan maar uit. Want uw aanname dat alles met alles samenhangt, zal u niet overal in dank worden afgenomen! De meeste vogels denken nu eenmaal liever in kooien". "Maar", vraag ik nieuwsgierig door, "hoe gaat dat dan in zijn werk, dat praten met bomen?". "Dat gaat op gevoel. Maar dat gevoel kan pas ontstaan als we ons met al het leven verbonden weten". "En dat is lang niet altijd het geval", ontbreek ik de zeer zeldzame broedgast op basis van eigen ervaringskennis. "Nee, dat is zeker niet altijd het geval. Vogels voelen zich immers vaak méér dan natuur. Alsof ze daar de baas over zijn". Ik herken me in wat de koningseider zegt en we wisselen nog wat van gedachten over haar vallen en opstaan. Openhartig deelt Irene haar ontroering, maar ook haar pijn en angst die haar verbondenheid met de natuur soms in de weg staan. "Tja, vertel mij wat", laat ik me ontvallen. "Uw ervaringen hebben u in uw eigen vrolijke weten gebracht, zoals ik in die van mij terecht kwam!". De koningseider veert op. "Vrolijke weten?" In het besef voor mijn beurt te hebben gesproken, probeer ik mijn gemoedstoestand van 00.92 uit te leggen. "Maar ja", besluit ik mijn verhaal. "Zo lang je jouw eigen vrolijke weten niet met anderen kunt delen, sta je er gewoon alleen voor". Opgegroeid in een omgeving waar het moeilijk was zichzelf te zijn, doet Irene er even het zwijgen toe om daarna weer het woord te nemen. "Als vogels mijn gesprekken met de natuur dan maar niet belachelijk maken". "En wat dan nog?", reageer ik subiet. "Waarom zou je vogels serieus nemen die hun gevoel voor de natuur zelf zijn kwijtgeraakt?". Irene zwijgt. Terwijl de koningseider zich al in gedachten op haar landgoed heeft teruggetrokken, vlieg ik nestwaarts.

00.96

Vechtkwartels van de Taliban verjagen de Afghaanse steenarend en op het grondgebied van de Guatemalteekse quetzal komt een einde aan een langdurige War.

Gaandeweg kijken Koningsstern en ik wat vaker over de rand van ons nieuwe nest om oog te krijgen voor onze omgeving. De tuin biedt een prachtige gelegenheid om de War te ontvluchten. Al vroeg wakker gemaakt door een opgewekte merel, begeef ik me tussen de bloemen en de planten om daar aandachtig in op te gaan.

In het omringende bos duiken regelmatig gevederde vogels op, meestal grijze. Op een avond zien we een havik voorbijkomen. Op zoek naar zijn prooi fladdert hij onstuimig achter andere vogels aan. Maar dan, als ik iets vredelievends roep, ziet de zeldzame broedvogel in mij ineens ook een prooi. Ik keer mijn wang toe, maar de havik ziet meer in vrede met alle geweld. Na een korte schermutseling weet ik me te bevrijden. Korte tijd later, het broedseizoen is inmiddels alweer begonnen, kom ik Havik opnieuw op mijn vlucht tegen. Uit het zicht van de vogels zie ik hoe hij, bijgestaan door een vogel uit het hoppennest, stinkende eieren legt. Behoedzaam probeer ik in de buurt te komen om iets van hun verhaal mee te krijgen. "Vreemde vogels moeten opkrassen", hitst de sluwe vogel uit de stam Juda de Havik op. Aangeschoten herhaalt Havik zijn boodschap op steeds luidere toon. De grimmige sfeer ademt de tijdgeest. Een tijd van onbekend maakt onbemind.

00.97

De Israelische hop en de Palestina honingzuiger bereiken een akkoord en de Verenigde Nesten zien ons grondgebied als een Europees broeinest dat vogels in de War alleen maar verder verdooft. In reactie op Noah wordt Delta voltooid.

Omdat de Vogelkenner dat wil, sluit ik me aan bij een kerkelijk nest. Al snel kom ik in aanraking met een groep lijsters die aandacht vraagt voor het lot van arme vogels op het grondgebied van de Indische pauw. Het gaan daarbij vooral om vogels die onder moeilijke omstandigheden samenscholen. Omdat ik het grondgebied in 00.80 al bezocht, fluit ik mijn partij al snel mee. Het project gaat nog meer leven als twee vrouwtjes uit het kerkelijk nest naar het grondgebied van de Indische pauw vliegen, om de arme vogels daar zelf te scholen. Ze willen met eigen ogen zien of ons zaaigoed ook vruchten afwerpt. Dat blijkt zo te zijn, al blijft het klimaat waarin de arme vogels samenscholen wisselvallig.

Het is voorjaar als een witkopeend ineens mijn aandacht trekt. Als enige stekelstaarteend in Europa opent hij de aanval op verwarde vogels. Opmerkelijk aan de eend is zijn gezwollen snavel en schuw, fuutachtige gedrag. Witkopeend beklaagt zich over de broedplaatsen van vreemde vogels. Met angst als slechte raadgever, legt hem dat geen windeieren. Ook buiten Europa oogst de onwelriekende wind van de eend een storm. Twijfel overvalt me. Predikt deze vogel niet dezelfde onzin als destijds de Romeinse adelaar: Hij die zichzelf omringd door vuur doodde en opstond uit een schorpioen? Is de geschiedenis niet bezig zichzelf te herhalen? En, belangrijker nog: wordt de geest die deze eend drijvend houdt dan niet herkend? Koortsachtig worden zijn drijfveren nageplozen, maar er blijkt weinig bekend over zijn diepste roerselen. Sterker: Witkopeend laat zich niet kennen. Zelfs met zijn broer, die hem machtsbelust noemt, heeft hij nauwelijks omgang. Ik heb ergens wel met hem te doen. Het is de eenzaamheid die hem onbenaderbaar en schuw heeft gemaakt. Zijn aanval blijkt zijn beste verdediging.

Naarmate de tijd verstrijkt, wordt steeds meer bekend over de drijfveren van witkopeend. Zo zou hij als jonge eend in het hoppennest hebben gewoond en dit nest, naar eigen zeggen, ongeveer veertig keer hebben bezocht. Witkopeend is van het hoppennest gaan houden en sluit zelfs niet uit dat zijn voorouders hop waren.

Terwijl de eend zijn opmars maakt, gaat ook het leven in mijn nieuwe volière in alle haast en verkeer verder. Anders dan in mijn eerste volière vlieg ik regelmatig door de regio om de taal en toon van grote en kleine burgemeesters op elkaar af te stemmen.


00.98

Een scharrel met een vrouwelijke dwaalgast brengt de Amerikaanse zeearend in opspraak, de Indonesische Brahmaanse arend vlucht na wekenlange protesten en op het grondgebied van de Lage Landen groeit het aantal onbekende vogels flink.

Het is een zonnige lentedag als Baardgrasmus me uitnodigt voor een bezoek aan Steen, de hoogste eidereend van de provincie. We ontmoeten de weloverwogen en vriendelijke dwaalgast in zijn hooggelegen nest. Minzaam blaast hij hoog van zijn toren, maar zijn uitstraling maakt duidelijk dat op zijn nest valt te bouwen. Baardgrasmus ligt intussen aan zijn poten. Pas later zal ik begrijpen waarom: Hij is uit op een plek in diens nest.

Intussen vliegt de tijd en Baardgrasmus niet minder. Voortdurend nestelend in dicht struikgewas, langs open bosplekken of oevers van stromen, is zijn zang vooral hoorbaar vanuit de struiken of tijdens zijn korte, dansende baltsvlucht. Ik word er onrustig van. Al dat gefladder en dat voor een Ganzenbord waar de meeste vogels niet eens om gevraagd hebben! Op zoek naar een onderkomen dat me weer met die vogels in aanraking brengt, krijg ik vrijwel gelijktijdig twee uitnodigingen. In de eerste krijg ik aangeboden om opnieuw onder de kleine burgemeester te dienen, de tweede stelt me in het vooruitzicht om onder een andere kleine burgemeester verder te vliegen. Opnieuw werken voor een Ganzenbord dus, maar wel een bord waar vogels de ganzen hebben gekozen. Ik kies voor de andere kleine burgemeester. Op de rand van de kooi heet een alpenheggemus, de aanvoerder van het team, me welkom. Hij oogt gedrongen en levendig, al biedt zijn zwartgevlekte verenkleed weinig grond voor dat laatste. Op de plaats van onze ontmoeting tref ik behalve Alpenheggemus ook twee vrouwtjesmussen. De een, Parel, gedraagt zich als een kind van het Licht, de ander als een wilskrachtige beschermer. Het gesprek verloopt in een goede sfeer en ik krijg de zegen.

Voor onbepaalde tijd vlieg ik door een groene omgeving, waar zich een hele kolonie persmuskieten ophoudt. De volière, een schepping van de wereldberoemde nestbouwer Dudok, valt op door zijn hoge toren. Ik verwacht hier wel drie jaar te kunnen uitzingen, het worden er uiteindelijk ruim zeventien.

Mijn derde volière brengt me opnieuw in aanraking met kleurrijke mussen. Alpenheggemus maakt kennis met mijn vrolijke weten, ik met zijn ethische. "De Vogelkenner laat zich kennen in de natuur, niet daarbuiten", benadrukt de zachtaardige vogel. Ik krijg deindruk dat we elkaar aanvoelen, maar vaak zullen we elkaar niet treffen. Hij blijft in zijn hoekje en ik in dat van mij.

00.99

De zuivering van onbekende bekende vogels op de Balkan doet de internationale gemeenschap ingrijpen, de Zuid-Afrikaanse paradijs kraanvogel wordt afgelost en de brahmaanse wouw wil ook Oost-Timor gekooid houden.

De verschillen in de War blijven me bezighouden. Aan de ene kant werken voor een volière die de vogels aardige projecten voorschotelt. Aan de andere kant werken in een War die alleen maar verder in de knoop raakt. Ik blijf zoeken naar de balans, maar merk dat ik telkens mijn evenwicht verlies. Zo houdt het onrecht dat Palestijnse zonvogels wordt aangedaan me voortdurend bezig. Die worden steeds bozer op hun bezetter, het hoppennest. "Nee, het is onze grond", blijven veel hoppen volhouden. Omdat veel kerkelijke nesten het hoppennest verdedigen en de zonvogels veroordelen, maak ik me sterk voor een ander Beloofd Land. Verdeeldheid is het gevolg. Begrijpelijk. Want zoals ik in 00.72 al zei: Geschiedvervalsing, vervolging en uitroeiing hebben ertoe geleid dat het lot van de hop hoger op de agenda staat dan dat van de zonvogel.

Het duizendjarig vrederijk is in zicht, als ik binnen mijn volière een goedgebekte fazant tegenkom. De vogel wijst me erop dat hij met het oog op die nieuwe toekomst een fluitconcert voorbereidt. Alhoewel zijn jazz de aandacht op het verleden vestigt, is mijn nieuwsgierigheid toch gewekt. "Ik heb wel wat met het verleden", laat ik de vogel weten. Of ik in dat geval wil meespelen, vraagt hij daarop zonder aarzeling. Het idee staat me aan en ik mag onder zijn vleugel mijn partijtje meeblazen. Fazant lijkt overtuigd van mijn kunnen en stelt me niet lang daarna voor aan zijn samenscholing. In het concert dat we geven, krijgt mijn muzikale energie een podium. Aansluitend vliegen Koningsstern, onze twee jongen en ik naar het Verenigd Koninkrijk, waar we de overgang naar het duizendjarig vrederijk bijwonen. Van vieren is echter geen sprake: Ziek vliegen we na de jaarwisseling weer terug.

00.00

Na grote demonstraties op zijn grondgebied verlaat de Servische arend zijn nest. Op ons grondgebied ontstaat veel onrust over zinloos geweld.

Stilte na de storm. Het vuurwerk waarmee het afgelopen jaar werd afgesloten, krijgt geen vervolg. De tijd schrijdt gewoon voort. Toch nog een bijzonder moment. Op 2 december verlaat de broer van moeder de War. Een vreemde vogel rouwt met hem mee. Broer leidde dragend en zelden klagend een losbandig, maar eenzaam leven. Hij was niet alleen mijn suikeroom, maar ook een roomkleurige rietzanger, die nooit twijfelde over zijn kruinstreep. In gezelschap kon hij een explosief tukje doen, bij opwinding overgaand in ratelend gestotter. Kortom: een markante vogel, die ik nooit zal vergeten.

00.01

De hele War ziet is getuige van een ernstig ongeluk: Twee gestaalde vogels zetten een Tweeling in brand. Omdat een dunsnavelfitis voor deze aanval verantwoordelijk wordt gehouden, valt de Amerikaanse zeearend spoedig daarna de Afghaanse steenarend aan.

Het leven in mijn nieuwe volière bevalt goed, zij het dat de mussen in mijn omgeving meer over dan met elkaar twitteren. Waar we samen optrekken, leidt dat regelmatig tot verdeeldheid, of veel erger nog, afgunst. Van nabij ervaar ik opnieuw dat vogels zichzelf soms kleineren en hun drijfveren wegstoppen. Op een dag wil Alpenheggemus me voorstellen aan Eerlijk, de kleine burgemeester. De afspraak is gemaakt, maar de burgemeester is druk en dus een beetje geërgerd als ik me meld. Pas later leer ik hem kennen als een bewogen vogel met een moeizame tweet. Ook in deze burgemeester mag ik me als twitteraar verstaan.

Binnen het kerkelijk nest zijn de lijsters en ik inmiddels overeengekomen om neer te strijken in het Midden-Oosten. Het rommelt er immers nog steeds, zowel boven als onder de grond. Om wat meer afstand van de hop en de zonvogel te kunnen nemen, zoeken we verbinding met Aleppo. Na vergeefse pogingen om deze grote stad op het grondgebied van de Syrische arend van Saladin aan te vliegen, worden onze landingsrechten ineens zonder reden ingetrokken.


Het is inmiddels augustus als een wilskrachtige blauwe pauw voor het eerst duidelijk van zich laat horen. De kleurrijke vogel, een alleseter die luistert naar de naam Pim, voedt zich niet alleen met insecten, slakken en wormen, maar ook met bessen en zaden. Alhoewel hij de meeste tijd op de grond doorbrengt, vliegt hij zo nodig overal naar toe. Om contact te krijgen zet hij zijn pronkveren uit, maar bemoeit zich verder niet met eieren of jongen. Want zoveel is wel zeker: Ook Blauwe Pauw is een eenling. Pas later zal ik begrijpen waarom. Anders dan moeder zou vader veel van nest en weinig bij zijn jongen zijn geweest. Sterker: Blauwe Pauw en zijn vader zouden een moeilijke relatie hebben gehad. Voor moeder zou hij daarentegen altijd een prinsje zijn gebleven. Ik herken me wel in de vogel, zonder me als gelijke te zien.
Hij wil immers dat zijn blauwe, ik dat mijn rode kleur tot inzicht leidt. Na bijna twee eeuwen bekvechten tussen rood en blauw heeft Blauwe Pauw zijn conclusie getrokken: Wie in de War staat heeft gewonnen van wie in de Wereld staat. Later zal blijken dat de pauw voor zijn beurt heeft gesproken. Het nog niet tot de mensen doorgedrongen besef dat zij de Vogelkenner hebben gedood zal immers plaats maken voor het nog niet tot de mensen doorgedrongen besef dat de Vogelkenner leeft.

Het leven in mijn vrolijke weten heeft Koningsstern en mij inmiddels de nodige windeieren gelegd. De zekerheid die zij en haar familie bij mij hoopten te vinden is onzeker geworden. Onze balts heeft aan kracht verloren. Steeds vaker zie ik Koningsstern in gezelschap van lotgenoten die elkaar in hun verhaal bevestigen: mannetjes komen van Mars, vrouwtjes van Venus. Dit misverstand en mijn vliegbrevet van onvermogen leiden uiteindelijk tot een definitieve verwijdering. De vader en moeder van Koningsstern trekken een goedbedoelde scheidslijn tussen hun jong en mij. Als een mannetje uit hun nest die scheidslijn wil doorbreken, wordt hij teruggefloten. Steigers, een sirene, verkeerd geringeloord: 00.88 lijkt een voorteken te zijn geweest? Als Koningsstern op een dag ineens haar ring niet meer om heeft, voel ik me eenzaam en intens verdrietig. Maar ook word ik overmand door twijfel. Is mijn Liefde voor Koningsstern een keuze uit eigenbelang geweest? Zou ik me in mijn eigen onzekerheid niet juist aan haar hebben willen optrekken? Ik hou het op een eerlijk midden: Ik wilde haar in haar kracht helpen, maar voelde me wel degelijk ook door haar geholpen. Een onstuimige periode breekt aan. De laatste warmte verdwijnt uit ons nest. Ik ben in een vrije val terechtgekomen, maar ik niet alleen . . .

Op 11 september ben ik getuige van een andere vrije val. Twee gestaalde vogels hebben het symbool van de Warhandel in Zaden vernield. Niet lang daarna spuugt de tweeling, waar ik me verwant mee voel, talloze hulpeloze vogels uit. Negentien onbekende vogels, vereenzaamd in hun Ideeënrijk, krijgen de schuld. Voor wie niet kortzichtig denkt, wordt de War opnieuw zwart/wit.


00.02

De Brahmaanse wouw geeft Oost-Timor toch zijn vrijheid, vechtkwartels van de Russische zeearend beëindigen met veel bloedvergieten een gijzeling en kerkuil Johannes Paulus II wil doen geloven dat de Vogelkenner de vogels beu is en zich niet meer wil laten zien. In Nederland maakt de moord op een blauwe pauw dat velen voor deze flamboyante vogel kiezen.

Het is eind februari, vroeg in de morgen. Koningsstern staat op het punt me te verlaten. Dapper en Roem gaan met haar mee. Ik huil, Koningsstern ook. Wat er in onze jongen gebeurt? Ik kan en wil het niet weten. Ze zijn ons allebei trouw gebleven, wij hen niet. Ik voel me verscheurd.

In mijn nieuwe eenzaamheid zoek ik mijn toevlucht in een naburig nest, waar een zeearend me liefdevol onder zijn vleugels opneemt. Dagelijks vlieg ik als een automatische piloot tussen mijn tijdelijke nest en de volière heen en weer. Thuis trek ik me terug in de hoop alsnog mijn draai te vinden. Zeearend is veel onderweg, maar vangt me regelmatig op. Puttend uit zijn eigen ervaringen vertelt hij over zijn leven en reikt me een spiegel aan. Zeearend is op het juiste moment gekomen.

Gedurende mijn verblijf bij hem trek ik, al dan niet in zijn gezelschap, regelmatig door het bos. Omringd door ontluikende natuur voel ik me opgenomen in een groter geheel. De geuren en kleuren helen. Het is onder die omstandigheden dat ik Koningsstern en haar familie een beetje los kan laten.

Het is 6 mei. Op een steenworp afstand van mijn volière wordt een blauwe pauw dood aangetroffen. Vermoord. De kogel zou van links zijn gekomen. Ik zeg u: de kogel kwam noch van links, noch van rechts. De kogel kwam uit het midden. Uit het onvermogen om samen op te trekken.

Eind van het jaar mag ik weer op mijn eigen nestje terugkomen. De ruimte is leeg. Niet van plan om tegen de muren van mijn nest te vliegen, zoek ik contact met een groep vogels die in vergelijkbare omstandigheden verkeren. Daar aangeland valt mijn oog onmiddellijk op een tortelduif, Helper genaamd. De slanke gestalte, die zachter en meer ingetogen twittert dan de andere vogels, maar maakt me nieuwsgierig. Nog geen drie weken ontmoeten we elkaar in haar nest. Tijdens die gelegenheid valt mijn oog op twee getooide vogelkoppen waarmee tortelduif haar onderkomen heeft versierd. Ze vertelt me dat de veren haar aantrekken. Hun kleuren en vormen ervaart ze als schatten van de natuur. Nog enigszins terughoudend om meteen al haar hele indianenverhaal met mij te delen, blijft het verder bij een ontspannen onderonsje.

00.03

De Amerikaanse zeearend en de Roodborst van het Verenigd Koninkrijk vallen zonder toestemming van de Verenigde Nesten de Irakese arend van Saladin aan en de gezondheid van de War is in het geding.

Niet lang na onze laatste ontmoeting treffen Tortelduif en ik elkaar opnieuw. In geuren en kleuren vertel ik haar over mijn ouderlijk nest, ongeveer tachtig kilometer bij ons vandaan. "Ik ken die vogelkolonie en heb er zelfs een bevriende vogel wonen", laat ze me verrast weten. Vragend naar de plaats van dat nest komt ze uit op 88. Ik val van mijn stokje. Twee maal 44, het domein van mijn zus Alleen. Daar nestelt mijn andere zus, Hyacint! Het voelt alsof verschillende verhaallijnen elkaar kruisen. Nog maar nauwelijks bijgekomen van opwinding twittert Tortelduif met Hyacint, dat haar broer en zij in hetzelfde schuitje en in hetzelfde nest zitten! Alsof het zo moet zijn. Spontaan kom ik in een gemoedstoestand, waarin ik geluk voel opkomen: Tortelduif lijkt voor mij bedoeld.

In de weken die volgen maak ik kennis met haar twee jongen. Maan, een bijzonder vrolijk vogeltje, wil nog niet van mijn wijnstok eten. Ze vliegt regelmatig naar de overkant, omdat de scheiding haar nu eenmaal dwingt van twee walletjes te eten. Daniël is onzichtbaar. Hij is jaren geleden in het buikhuis van Tortelduif achtergebleven. Vooral het verdriet over de dood van Daniël heeft Tortelduif en Zwarte Specht van elkaar verwijderd. Een kind in een leeuwenkuil opeisen, is immers net zo onmogelijk als Maan in tweeën hakken en de helften eerlijk verdelen. Sinds de scheiding trekt Maan steeds vaker met Zwarte Specht op. Tortelduif laat dat zo. Met pijn in haar hart

Binnen het kerkelijk nest blijft de ontknoping van de War de gemoederen bezighouden. Nog steeds eisen het hoppennest en de door haar bezette gebieden veel aandacht op. Inmiddels heeft een groepje Palestijnse zonvogels onze belangstelling gewekt. De vogels willen ondanks alle geweld op hun grondgebied een toneelstuk opvoeren en vragen om hulp. Theater, denk ik bij mezelf. Daar heb ik wel wat mee! Het toneelstuk wordt opgevoerd voor jongen. Twee trekvogels leiden Palestijnse jongen op tot spelers, die op hun beurt weer andere jongen tot spelers opleiden. En zo spelen ze hun Wereld in de War. In die War is meer dan de helft van alle vogels jong. Dagelijks hebben ze met geweld te maken. Op hun vlucht overleven alleen de sterksten. Als ze samenscholen is er maar weinig ruimte voor groei. De kooitjes zijn daarvoor al teveel in de War geraakt. De vogeltjes komen er maar een paar uurtje. Ze zitten vaak tegen hun zin thuis. Met als enige afleiding: een verzetje.

Een van de toneelspelers in opleiding is Rafat. Hij woont in een kooitje in het zuiden. Dagelijks wordt daar geschoten. Rafat is bang. Maar anders dan vroeger durft hij dat voor het eerst te laten zien. Tijdens een eerste verzetje werd hij als held gezien. Hij was daar als jong vogeltje erg trots op. Nu voelt hij zich vooral verloren en teleurgesteld. Behalve als hij toneel kan spelen. "Dan kan ik lachen, springen, huilen, me als een jong gedragen, een vrouwtje zijn. Dan ben ik de aardige Rafat zonder problemen. Theater helpt me mijn verdriet te verwerken". Terwijl ik Rafat hoor spreken, denk ik terug aan 00.67, aan de toneelspeler die ik was. Een toneelspeler die niet mocht zijn. Ik moest weer in de War, in het gareel. Om de verbeelding weer aan de macht te helpen, krijgen de Palestijnse zonvogels onze steun.

Het Hoog(ste) Lied

De Liefde tussen Tortelduif en mij begint vrucht te dragen: Het wordt zeer onrustig in haar buikhuis! Fladderend en twitterend tussen haar en mijn nest, komt mijn Hoogste Lied er op 13 april spontaan uit. (Dit Hoogste Lied is op uitdrukkelijk verzoek van Tortelduif niet in dit verhaal opgenomen. Het kwam te vroeg. Allebei ervaren we de woorden als ingegeven door de Vogelkenner. Maar gevoel en opwinding lopen in het Lied zo door elkaar, dat Tortelduif vreest voor opschudding. Vandaar.). Tijdens een vlucht naar de Stad van de Liefde voorzien we de vrucht van een naam: Leven.

Tussen de Oude en de Nieuwe Tijd in zoeken mijn twee jongen en ik tijdens de zomer onze toevlucht in Rome, de Navel van de War. In een gestaalde vogel beleven we een bijzondere en onvergetelijke trektocht, waarbij ook het Forum Romanum op het programma staat. Het gebied waar belangrijke beslissingen werden genomen, talloze vogels werden gedood en veel vogelvertoon plaatvond, roept herinneringen op aan een ver verleden. Mijn verleden, weet ik nu. Op de plaats waar voor een Jan van Gent ooit een huis werd gebouwd, houd ik even stil. De Hoge Raad, flitst het door mijn gedachten.

Het is in het heuvelachtige landschap van het Forum dat ik op zeker moment de Hofstadduif herken, die ik in Nice al tegen het lijf vloog. "Couperus!", hoor ik mijn tweet tussen de ruïnes galmen. "Paulus!", kaatst de vogel vrijwel onmiddellijk terug. Na elkaar hartelijk de poot te hebben gedrukt, raken we al snel verzeild in een adembenemend gesprek, waarin de stadsduif aangemoedigd door de historische omgeving zijn ziel en zaligheid blootlegt. "Het ligt in mijn aard altijd te betreuren wat ik niet meer heb en niet genoeg te waarderen wat ik heb", verzucht de vogel. Al op jonge leeftijd diepzinnig, beantwoord ik zijn opmerking met een beeld dat ik aan vroegere tijden ontleen. "U bedoelt dat u eigenlijk altijd naast het net vist". "Ja, ik zou graag in het moment zijn, maar leef daar eigenlijk aan voorbij. Steeds meer voel ik me iemand die naar de beschaving kijkt, in plaats van er deel aan te nemen". De vogel is nog niet uitgesproken of een schok van herkenning maakt zich van mij meester. Iemand die de beschaving op afstand bekijkt. "Uw ontboezeming raakt me, haast ik me te zeggen. Ik voel me precies zo! Meelevend, maar ook afstandelijk". Na een korte stilte, waarin onze mijmeringen bezinken, neemt de stadsvogel opnieuw het woord. "Dat ik niet in het moment zelf leef komt omdat ik geloof dat we oude zielen hebben. Zielen vaak teruggekeerd en zielen overvol herinnering. Zo heb ik mijn oude ziel in Rome, in Venetië en in Assisi gevoeld". Nog niet in het besef dat ik een aantal van deze plaatsen later nog zal aandoen, vraag ik de stadsduif zijn relaas over oude zielen nog wat te verder te verduidelijken. "Tja, ik begeef me hier op glad terrein. Wedergeboorte is immers nog altijd niet door iedereen aanvaard. Maar laat ik even uitgaan van mijn eigen inzichten. Zo was ik op een dag in de Algerijnse stad Timgad, waar ik een opschrift op het Forum uit vroegere eeuwen herkende. Ik schijn in het begin van onze jaartelling een Romein te zijn geweest, want ik herinnerde mij allerlei vreemde dingen uit die tijd en geloof vast aan voortbestaan. En zo zag ik met herkennende blijdschap dat opschrift weer. Ik geloof niet dat ik het zelf gegrift heb, maar wel dat ik het een bevriende vogel in een levenslustige bui heb zien doen. Te jagen, te baden, te lachen, te spelen, ook in Liefde: dat is leven!", luidde dat opschrift. Onder de indruk van zijn verhaal stel ik de stadsvogel voor onmiddellijk de daad bij het woord te voegen. Tot diep in de nacht zoeken we onze toevlucht jagend, badend, lachend en spelend in een Romeins badhuis.

Rome vliegt voorbij. Alweer onderweg naar mijn eigen nest, draag ik mijn jongen halverwege over aan Koningsstern. Scheiden doet opnieuw lijden. In een roes, die verleden en toekomst doet samenvloeien, vlieg ik de volgende dag door naar Tortelduif. Onrustig drentelt ze voor haar nest heen en weer. We vallen in elkaars vleugels en realiseren ons dat een nieuw tijdperk aanbreekt: dat van één samengesteld nest, waarin nog veel tegenstrijdigheid zal moeten worden overwonnen. Zwarte Specht, de vogel waarmee Tortelduif hokte, ontmoet ik kort daarop. "Hij is een zeldzame broedvogel, die vooral in het winterhalfjaar tussen naaldhout rondzwerft", laat ze me na afloop weten. Die avond delen Tortelduif en ik het nest en komen nog even terug op de twee getooide vogelkoppen. "De vogels zouden zijn opgedoken in mijn verleden", vertrouwt ze me toe. "Een leven, waarin mijn Indiaanse ouders me kort na haar geboorte in een bos zouden hebben achtergelaten". Eenzaamheid is vanaf dat moment een gemeenschappelijk thema.

Het is inmiddels najaar als Tortelduif me voorstelt aan haar vader, een vogel die bij onze begroeting afstand neemt. Al enige tijd heeft Tortelduif geen contact meer met haar vader gehad. Sinds de dood van zijn eerste vrouwtje nestelt hij met het vrouwtje van een kleine burgemeester, eveneens gevlogen. Ondanks alle afstand verloopt het bezoek ontspannen. Dat verandert als ik bij ons vertrek zijn vrouwtje tussen mijn vleugels neem. Vader steekt er zijn stokje voor. "Dat hoort niet!", laat hij me vastbesloten weten. Ik laat hem op mijn beurt weten, dat mijn familie daar anders over denkt en zijn vrouwtje misschien ook wel. De vader van Tortelduif zwijgt, zijn vrouwtje ook. Pas later zal ik hun gedrag begrijpen: ze leven in een War van rangen en standen.

00.04

In het nest van de Russische steenarend eindigt een gijzeling in een bloedbad, een nieuwe Amerikaanse zeearend wordt ingevlogen en de Palestina honingzuiger overlijdt.

Op 14 januari schenkt de Vogelkenner ons een nieuw jong: Leven. Aan de tijd voorbijgegaan vestigt de vader van Tortelduif op de dag van haar onderdompeling onze aandacht op de datum: 4-4-4. We zien wat we eigenlijk al wisten: dat de Vogelkenner het goed met Leven voorheeft. Uiterlijk al prachtig, ervaren we snel ook haar innerlijke wijsheid. Alsof Leven al van de War wist. Op zeer jonge leeftijd toont ze zich ongekend taalvaardig en laat zich niet in de nesten van onze pubers werken.

foto

Leven heeft zich nog niet aangediend of tegenslag eist alweer de aandacht op. Wat al dreigde, wordt dreigender: de leiding van de volière wil haar toekomst over de ruggen van hardwerkende mussen veiligstellen. Met name mijn hokje moet flink inleveren, omdat onze mussen te weinig kwaliteit zouden leveren. Het bestuur neemt de beschuldiging, afkomstig van een sperwergrasmus met grote ellenbogen, serieus. Ons hokje dreigt te worden gehalveerd. Ik hang boven de markt en voel dat de geschiedenis zich herhaalt. Vandaar: Voortdurend peinzend over samenwerking verbaas ik me opnieuw over de Babylonische spraakverwarring. Terwijl we zouden moeten streven naar een Wereld van overeenkomst, blijven de onderlinge verschillen verdeeldheid zaaien. Niet behept met een hokjesgeest teken ik opnieuw verzet aan.