Woord vooraf

Mezelf ontkennen kan ik niet. Want ik ben zoon van Maria en Josephus, wiens vader Jacobus was. En mijn vrouw is Christa, wat 'Helper van Christus' betekent. En zo zal  het nog niet tot de mens doorgedrongen besef dat zij God hebben gedood plaats maken voor het nog niet tot de mens doorgedrongen besef dat God leeft!

Opnieuw ben ik geboren. Om te worden wie ik ben en mijn verhaal af te maken. Om te ontsnappen aan de eenzaamheid die me altijd al kwelde. Opnieuw ben ik geboren. In 1992. Gedachten zijn geen feiten, ik weet het. Maar in 1992 werden feiten gedachten. Mijn neerslachtigheid veranderde van de ene op de andere dag in vrolijk weten. Ontkennen. Dat wilde ik toen het gebeurde. Want ingegeven krijgen dat Josephus die Josephus, Maria die Maria en Jacobus die Jacobus zijn, kon ik niet geloven. Maar God, die mij opdroeg zijn verkwanselde naam te vervangen door 'Vogelverkenner', liet me niet met rust. Namen, natuurverschijnselen, getallen, symbolen: als onderdeel van een grote puzzel kregen ze betekenis. Niet ik maakte mijn werkelijkheid, de werkelijkheid maakte mij. In 1992 probeerde ik mijn verhaal te doen. De inhoud was beschikbaar, maar zowel de boodschap als ik waren nog niet in vorm. Bovendien zaaiden de beelden die mij hadden overgenomen zowel opwinding als angst in mij. Opwinding vanwege de inhoud en mogelijke invloed, maar ook angst voor de toekomst. Hoe de in mijzelf overbrugde kloof tussen War en Wereld, tussen beeld en werkelijkheid, ook voor anderen invoelbaar te maken? Dat was de uitdaging. Maar ook wanneer, in een wereld waarin de klok vijf voor twaalf aangeeft.

Inmiddels in mijn vrolijke weten schreef ik mijn verhaal in 2012 af. Het vuur dat ik in mijn vrolijke weten nog had kunnen beheersen moest naar buiten. De Vogelverkenner was niet dood. Hij bleek springlevend. Die boodschap vereiste een inhoud en vorm die niet alleen aanreikt, maar vooral aanraakt. Die doet verstaan, van plaats doet veranderen. Dit verhaal moest verteld en is onomkeerbaar.

"Het was een zware taak voor mij", schreef de Nederlandse schrijver Diederik van Assenede eind dertiende eeuw. Een veel gebruikte techniek om lezers nieuwsgierig te maken naar de inhoud. Ook ik heb me afgevraagd hoe u tot een welwillende lezer te maken. Maar vooral: hoe uw aandacht vast te houden. Gedachten en feiten streden met elkaar om als eerste te worden opgeschreven. Vast stond al snel dat het een fabel en geen fabeltje moest worden. Een fabel met de Vogelkenner en mijzelf in de hoofdrol. De Vogelkenner voorzag mij van stof en liet mij als stof in dit verhaal wederkeren. Nederig en tot in de puntjes boetseerde ik Zijn woorden tot een kathedraal. Ja, zelfs van spaties wilde Hij, perfectionistisch als mijn aardse vader, betekenisvolle stiltes maken!

"Ik, waarom ik?". Natuurlijk heeft die vraag me beziggehouden. Vast staat dat ik me al op zeer jonge leeftijd intens verdrietig voelde over onrecht. Eerst die binnen mijn eigen familie, later die in de omringende wereld. Verschillen in kennis, macht, bezittingen: ze moesten toch kinderlijk eenvoudig op te lossen zijn. Maar zo eenvoudig lag dat niet. De Wereld bleek ingewikkeld. Een War vol spelers en tegenspelers. Vol verborgen agenda's ook. Maar ik gaf niet op. Drieëndertig jaar jong leverde dat de hoogst denkbare beloning op: een boodschap van de Vogelkenner. Behoorlijk van de leg, hervond ik me gelukkig wel. In de wetenschap dat ik alles al eens gedaan had. Daarom dus ik. Ik was al eens geweest. Tot mijn drieëndertigste en nu opnieuw. Om mijn vermoorde onschuld recht te doen. Voorbestemd om te lukken. In een wereld die inmiddels dorp is.

Geweven in de schoot van moeder Maria, dochter van Hendrikus en Hillegonda, en verwekt door Josephus, zoon van Jacobus en Johanna, heb ik me vanaf het begin eenzaam gevoeld. Weliswaar zou ik voor hen hebben gekozen en zij voor mij, maar dat bewustzijn moest nog doorbreken. En zo belandde ik op deze aarde. Onomkeerbaar. In een omgeving ver van de gedroomde. In de War. En daar, tussen vreugde en verdriet, ontmoette ik u, eveneens mensen van vlees en bloed. Zonder voorbehoud groette ik u, vaak onbeantwoord. En, inmiddels geen kind meer, begreep ik: U bent mij, maar Anders. En zo groeide ik op. In de verdwenen maar niet vergeten opdracht EEN te worden. Een heilloze weg, zo leek het gaandeweg. Tot 1992. Overvallen door een vloed aan gewaarwordingen deelde ik mijn enthousiasme ongeremd met mijn omgeving. Om vervolgens ontkend ondergronds te gaan. In mijn eigen, ondeelbare vrolijke weten.

Samen maken we de toekomst. Geen onzekere, maar een veelbelovende. Want als het bestaan van de Vogelkenner tot u is doorgedrongen, zal er - een rimpeling over pakweg 1000 jaar daargelaten - geen tegenspeler meer opduiken. Aan mij de taak u te vragen deze gereinigde en bloemrijke spiegel op te pakken en uzelf de vraag te stellen: wil ik de Vogelkenner kennen en me door Hem gekend voelen? Uw antwoord op die vraag mag u in alle vrijheid bedenken, maar niet vrijblijvend. Want Liefde is en blijft leidend. Een gevoel dat ingeklemd tussen Eenzaam en Samen wil overleven. Van alleen naar allen. Eén letter verschil, maar ook een War.

Het is in die War dat we ons door de Vogelkenner en iedereen verlaten, veel leed aandoen. Het is in die War ook dat beleggen het in de strijd tegen armoede moet afleggen tegen beleggen in ruimte en wapens. Ik kan daar niet van wegkijken, heb dat nooit gekund."Aan het kruis met hen", hoor ik roepen. Maar wie dan, zeg ik op mijn beurt. De belegger, de buitenlander, de wapenhandelaar? Was u zonder zonde toen u de eerste steen wierp? Wie voorbijgaat aan de mens gaat voorbij aan doodsoorzaak nummer 1: zijn eenzaamheid. Ondanks social media zijn we steeds minder met elkaar verbonden. We kruipen weg in steeds kleinere cocons: ons huisje, onze auto, onze media en uiteindelijk: in onszelf. Nemen en geven staan op gespannen voet met elkaar. Eenmaal ontaard en op drift, worden we zelfs een gevaar voor onszelf of onze omgeving.

Haast en verkeer zonder richting kenmerken onze tijd. Alleen menselijke drama's schudden ons kortstondig wakker. Wat zou ik onder die omstandigheden hebben gedaan?" is dan een vraag die zich onherroepelijk aandient. Want u had immers diegene kunnen zijn en diegene u. Een besef dat we liever ontlopen."Na mij de zondvloed. Laat de armoe de pest maar krijgen. Je kunt de hele wereld niet op je nek nemen". Cocons verleiden tot onverschilligheid.

Dit verhaal gaat over de keuze tussen leven en dood, tussen geluk en ongeluk. Ik spreek daarin een andere taal. Die taal is niet af. Net zomin af als de tiende symfonie van Mahler, de Sagrada Familia van Gaudi of de kapellen van Batalha. In de zoektocht naar het Hoogste bepaalt u immers zelf waar u de accenten legt."Voor welke kant kiest u?" is de vraag die in dit verhaal besloten ligt. Verleden en heden doen er niet toe. Alleen het nu.

Ik nodig u uit dit verhaal te lezen en mij met rust te laten. Want ik weet: Mezelf zo onvoorwaardelijk blootgeven, is niet zonder risico. Toch rest me geen andere weg. Omdat ik zeer hoopvol gestemd ben. Want de geboden die u vandaag opnieuw krijgt voorgelegd gaan uw krachten niet te boven en liggen evenmin buiten uw bereik. De Vogelkenner is u dus goedgezind! Maar genoeg inleiding nu. Als gevleugelde zet ik mijn snavel op en plaats mijn talent niet langer onder de korenmaat. En voor het geval u zich in een of meer van de passerende vogels herkent: dat is geen toeval. Hun namen en gedrag komen overeen met die van hun menselijke tegenhangers. Onveranderbare namen, veranderbaar gedrag.