DEEL 4. IK BESTRIJD DE WAR

Verder zag ik dat overal op aarde Mensen onderdrukt werden. Zij huilden, maar niemand troostte hen. Zij gingen gebukt onder geweld Van de onderdrukkers, Maar niemand kwam hun te hulp.

(Prediker 4,1)

00.78

De opperhop Begin en de Egyptische arend Sadat tekenen voor de vrede en de hoogste ongekooide haan van Kenia overlijdt. De meeste vogelvertegenwoordigers in Nederland keren zich tegen een explosieve ontwikkeling die nesten spaart maar vogels doodt.

Het fantasierijke broeinest verschilt nogal van mijn ouderlijk nest. Het is dan ook niet vreemd dat zich bijna dagelijks Babylonische spraakverwarringen voordoen. Moeder heeft nog het meest geduld met me. Maar als ik te veel piep grijpt vader in. Intussen vind ik het steeds moeilijker om mijn verhaal te doen. Vader vliegt vooral rechts, ik vooral links. Als ik mijn vlieggedrag met horten en stoten verdedig, drijft vader de spot met mijn studie vogelgeluiden. Die levert volgens hem maar bitter weinig op. Ik besluit mijn snavel te houden. Alleen, mijn oudste zus, doet dat niet. Zij blijft haar snavel roeren tot ook haar snavel wordt gesnoerd. Hyacint fladdert overal een beetje tussendoor. Vader krijgt geen greep op haar, zij ogenschijnlijk wel op vader.

Intussen ben ik de Puur tegen het lijf gevlogen, een fazant op wie ik wel verliefd wil worden. Maar hoe doe je dat eigenlijk? Met mijn verstand kan ik het wel beredeneren, maar mijn gevoel is er nog niet uit. Worstelend met mijn eigen onhandigheid, duikt op een avond ineens de gedreven boompieper op, met wie ik sinds 00.76 kerkelijke samenscholingen voorbereid. Tijdens een avondje stappen maakt hij Puur het hof en dooft mijn heilige vuur. Na zijn excuses kom ik weer wat tot mezelf en bezorg Puur een koortsachtige zaterdagnacht. We dansen en vrijen, maar echt vrijer ga ik me er niet door voelen.

In de Kooi voor Hogere Schoolmezen klampt een gedreven frater me op zekere dag aan. Afkomstig uit het nest van de Braziliaanse roodkraaglijster begint hij, na zich als Paolo te hebben voorgesteld, druk te twitteren. "Armoede dreef me ooit naar een klein stadje om daar te overleven". Als ik hem vraag wat hij met overleven bedoelt, is de vogel zichtbaar aangedaan. Met tranen in de ogen vertelt hij me over het vele onrecht en zijn verzet daartegen. Ik raak geboeid en vraag hem zijn verdere levensloop uit de doeken te doen. In vogelvlucht vertelt de frater me zijn verhaal. Over zijn belangstelling voor vogelrecht. Over de noodzaak om al jong les te geven in Portugese vogelgeluiden, zodat hij moeder en jongen kon onderhouden (vader was al dood). Over zijn belangstelling voor vogelgeluiden. Over de kloof tussen leven en preken. En over zijn verwijdering uit de Roomse Kooi, "Wat niet wil zeggen dat ik me ook van de Vogelkenner verwijderde!", haast de frater me te zeggen. Twitterend over de Braziliaanse vogels raakt hij opnieuw ontroerd, maar ook strijdbaar. "Het probleem van arme vogels wordt niet opgelost met zaadverstrekking", roept hij opstandig. "Het is een kwestie van eerlijke zaadverdeling. Onderdrukte vogels kunnen alleen uit hun kooien worden bevrijd als ze weten wie ze zijn: Vogels met verstand en fantasie". Ik ben het roerend met hem eens. Voordat we afscheid nemen wijst de frater me nog op het belang van een goed gesprek. Als ik hem vraag was hij daaronder verstaat, reageert hij zonder aarzeling: "Een goed gesprek is Liefde." Het geluid klinkt me bekend in de oren. Het had weinig gescheeld of ik zou me hebben herinnerd wie ik was.

00.79

Een nieuwe Iraanse nachtegaal verbreekt de banden met de Amerikaanse zeearend, er komt een einde aan het terreurbewind van een pestvogel uit Oeganda en watervogels uit het land van de Vietnamese karbouw zoeken hun toevlucht op het grondgebied van de lage Landen. Een nieuwe koude War breekt aan.

Vriendschap mag dan een droom zijn, ik sta er wel open voor. Zo laaf ik me samen met mijn vrienden Helder en Nobel bijna wekelijks aan een drinkbak in mijn geboortestad. Het is pubertijd, dus maken we ons even los van onze ouders. Als we op een nacht als aangeschoten wild naar ons nest terugvliegen, fluit de vader van Nobel ons die middag nog terug. "Dat kun je echt niet maken!". Vader heeft gelijk, maar gelijk hebben en gelijk krijgen zijn twee. Als puber zijn we geneigd om ons eerst een paar keer aan dezelfde steen stoten alvorens tot inzicht te komen. In de jaren die volgen zal ik met Helder en Nobel nog naar andere oorden vliegen en Bourgondisch genieten. Tijdens een van die vluchten zal ik Rijk ontmoeten, een vogeltje uit het nest van de Gallische haan. In Liefde waagt ze één keer de overtocht van Rouen naar de Hofstad. Eenmaal geland deel ik in haar verdriet over haar zwaar aangeschoten broer. Ik toon gevoel, maar niet gevoelig genoeg. Onbereikbaar zijn en blijven we.

Ondanks alle afleiding, dringt de War steeds meer tot me door. Zo is de Iraanse nachtegaal het oneens met de Amerikaanse zeearend en ziet ze een hoppennest evenmin zitten. "Hun nest moet worden vernietigd", laat de nachtegaal op laag, alarmerende toon weten. Westerse vogels, de hoppen voorop, zijn woedend. De hop denkt er zelfs over om de Iraanse nachtegaal ooit nog eens aan te vallen. De nachtegaal op haar beurt voelt immers weer de dreiging van de hop en de Amerikaanse zeearend. Pas in 00.11 zal de hop openlijk over een aanval op de nachtegaal twitteren. Krijgt de moeder van mijn moeder gelijk? Zal de Derde War beginnen waar de wijzen ooit vandaan kwamen? Wijzen die nu vrede hebben met onvrede? Terwijl deze vragen verwarring in mij zaaien, vragen vechtkwartels op ons grondgebied alweer mijn aandacht. Ze willen dat ik me bij hen aansluit, ik zie dat niet zitten. De War nog verder in verwarring brengen kan ik niet. Bouwmeester, Reus en Kamp hebben me daar inmiddels van overtuigd,

00.80

De arend van Saladin en de Iraanse nachtegaal krijgen ruzie, de steenarend van het Sovjetnest valt die van Afghanistan aan en een nieuwe Amerikaanse zeearend betrekt het Witte Nest. Op het grondgebied van de Togoroz wordt een bewogen toekan om het leven gebracht. Nederland krijgt intussen een nieuwe koningseider, maar haar kroning wordt gekraakt.

Oscar is dood, vermoord. Dagen ben ik van slag. Ik wil me niet langer beschikbaar stellen voor de vechtkwartels en sluit me aan bij de Vogelbescherming. Als ik de geest van de vermoorde toekan een paar weken later tegenkom, klampt hij me omzichtig aan. "Ik ben gevlogen voor de armen", fluistert hij me ingehouden toe. "De Vogelkenner wilde dat ik mijn leven gaf voor wie ik liefhad, met inbegrip van de vogel die me zou doden". Ik knik begrijpend. "Je hebt van de kerk meer dan Zijn graf een monument gemaakt", fluister ik terug. Die middag laten we de wijn niet aan ons voorbijgaan. Als we tegen de avond een beetje aangeschoten afscheid van elkaar nemen, bedenk ik me dat de War me teveel heeft afgeleid van echt belangrijke dingen. Misschien dat het Interkerkelijk Vredesduivenberaad en de Vogelbescherming me kunnen helpen de War verder te ontknopen. Vliegend tussen denken en vogelgeluiden besluit ik mijn ritmische zoemen krachtiger te maken. Ik neem een voorbeeld aan een jazzy rietzanger, voorzie mezelf van een schuif en zorg ervoor dat ik in de wijde omgeving te horen ben. En gehoord word ik. Zo sterk zelfs, dat een kleine burgemeester me vraagt of het niet wat zachter kan. Het blijkt Nobel, mijn bevriende buurtvogel, die voor de gelegenheid een andere gedaante heeft aangenomen! De actie maakt iedereen aan het lachen, maar verandert niets aan mijn doel: mijn eigen geluid laten horen. Langzaam maar zeker schuif ik op naar een Wereld waaraan ik me wil uitleveren.  Een Wereld van plezier, vuur , gevoel, overgave. Een Wereld ook die sterk verschilt van de War. Dag in dag uit blaas ik mijn eenzaamheid van me af in de hoop mijn eigen toon te vinden. Jazz wordt een deel van mijn leven.

Snel vlieg ik door de Kooi voor Hogere Schoolmezen. Zo snel zelfs, dat ik voor mijn landing in de Kooi voor Steenuilen nog een groot gat moet zien te overbruggen. Vrijheid! Ik bereid me voor op een grote trektocht. Wordt het Zuid-Amerika, Afrika of Azië? Mijn keuze staat al snel vast: het wordt Azië. Waarom? Omdat mijn gevoel dat zegt. Op de valreep weet ik Beschermer, een bevriende pestvogel, over te halen mee te gaan. Eind oktober nemen vader, moeder, Alleen, Hyacint, Nobel en Helder afscheid van me. Van Naruda krijg ik op de valreep nog een kooi vol liederen mee.

Mijn vlucht door het Verre Oosten verruimd mijn geest. In geuren en kleuren zie ik een aarde, rijker dan ik in mijn thuisnest vermoedde. Behalve verdorde en droge vlakten zie ik oasen van groen, glooiende heuvels en woeste bergketens. Langs de route bevinden zich veel kleine dorpjes, die van eigen landbouw leven. Maar ook vergroot mijn vlucht de War. Beelden maken plaats voor stank, dood en verderf. De droge grond blijkt moeilijk te bewerken. Zelf hou ik het niet droog als ik op 8 december in Poona neerstrijk en verneem dat Verzoener is gedood. Deze blauwe paradijsvogel was maar een dromer, maar zeker niet de enige.

Tijdens mijn tocht door het Verre Oosten vlieg ik regelmatig op met vriendelijke en gastvrije vogels. Daaronder ook de Aziatische kalanderleeuwerik. Op het moment van ons treffen bevind ik me in Madurai. In dit nest, gelegen op het grondgebied van de Indische pauw, hebben talloze vogelkennertjes hun toevlucht in een tempel genomen. Verhalen over de vogel die door zijn neus zou tsjilpen hebben me nieuwsgierig gemaakt naar zijn waarheid. De aanhef 'Mahatma' schiet bij mijn gastheer echter meteen al in het verkeerde keelgat. Rustig, maar enigszins geprikkeld, legt de vogel me uit dat hij op zoek naar waarheid juist nederiger wil zijn dan het stof. Titels als 'Mahatma' plaatsen vogels alleen maar op een voetstuk en bemoeilijken het gesprek. Op mijn hoede, maar vastberaden, waag ik me aan een nieuwe poging. Bedachtzaam kijkt de leeuwerik in het oneindige. "Er zijn dingen die alleen de Vogelkenner en jezelf bekend zijn", fluistert hij zacht. Vol overtuiging laat de leeuwerik me weten dat waarheid voor hem het hoogste is en al het andere lager. "De hoogste waarheid", aldus de vogel "is niet alleen waar in geluiden, maar ook in gedachten. Het is niet alleen waar in wat vogels zien, maar waar in wat de Vogelkenner ziet". "Maar kunnen vogels dan kijken met de ogen van de Vogelverkenner?", houd ik aan. "Zonder enige twijfel", reageert de leeuwerik. "Het is een Liefdevolle manier van kijken". "Maar er zijn toch ook ontelbaar veel vogelverkenners, die zich voor de enige echte uitgeven?", hou ik vol. Zonder van zijn stuk te zijn gebracht vervolgt de nederige: "Ik aanbid slechts één Vogelkenner als waarheid. Alleen ben ik Hem op die manier nog niet tegengekomen. En zolang dat zo is, moet ik het doen met wat ik zie". Als ik aan het eind van onze ontmoeting nog eenmaal oogcontact zoek, heeft mijn gesprekspartner zijn blik inmiddels afgewend. Geruisloos verlaat ik de ruimte.

Met een bezoek aan het grondgebied van de Himalaya-fazant sluit ik mijn vlucht door het Verre Oosten af. Het is onder zijn dak dat ik voor het eerst kennis maak met een innemende koekoek, luisterend naar de naam Boeddha. De vogel, die buiten het broedseizoen alleen wil zijn, zijn eigen soort melkt en maar één ei per nest legt, lijkt op de Vogelkenner maar is dat niet. Als ik hem op een zonovergoten dag in zijn nest opzoek, vertelt hij over zijn verleden. "Zie het zo dat je niet als koekoek wordt geboren, maar er wel een kunt worden. Met andere woorden: Je kunt wakker worden uit onwetendheid. En wat je eenmaal weet, kun je niet meer ontkennen". "Maar wat niet weet, deert toch niet", werp ik tegen. "Tenslotte zijn er genoeg vogels die van geen onrecht willen weten". "Of niet willen weten geen pijn doet, is maar de vraag. Wie bewust op zijn snavel gaat, gaat immers niet vrijuit. Diegene krijgt in een volgend leven namelijk een herkansing, vinden de vogels in dit Verre Oosten maar ook daarbuiten". "Maar hoe zou ik dan koekoek kunnen worden?", dring ik aan. In gedachten veert de vogel even uit zijn koekoek-zit op om te vervolgen: "Koekoeken die zich willen ontwikkelen, zorgen ervoor dat hun eigen lijf en geest gezond blijven. Ze oefenen zichzelf in orde en regelmaat, vrijgevigheid, loslaten, wijsheid, conditie, energie, waarheid, vastberadenheid, welwillendheid en gelijkmoedigheid". Verrijkt met zijn wijsheid verlaat ik het nest van Boeddha en voeg me snel weer bij de andere vogels uit mijn gezelschap. Inmiddels bereidt een aantal van hen zich voor op een trek door de Himalaya. Datzelfde doe ik met twee nog ongebonden vogels. Na enig getwitter valt de keuze op Helambu: een uitloper in de vorm van een U. Alsof de Vogelkenner zijn beide armen uitstrekt en me welkom heet.

foto

Bergrede

Helambu wordt een zware tocht. Zo zwaar dat een van mijn vluchtgenoten zich na de eerste dag al terugtrekt. Verbonden met zijn lot verkiest ook de tweede vogel de bewoonde War boven het grote onbekende. Tegen hun advies in, besluit ik door te vliegen. De natuur heeft een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij. Bovendien kom ik niet elke dag op het dak van de Wereld. Van de Wereld, want hier voel ik me niet langer in de War. Integendeel. Op het snijvlak van hemel en aarde voel ik me geleidelijk natuur worden. Eén met de ruimte ben ik ook snel in tijd opgelost. Als ik die avond bij mijn lang verwachte vogelnestje aankom, ben ik uitgeput. Nachtrust is me echter niet gegeven, omdat gekreun me uit mijn slaap houdt. Een alpenklauw, die evenals ik de gastvrijheid van de Himalaya-fazant genoot, vertelt me die ochtend over de reden van het kreunen: de darmen van een geplaagde vogel zouden niet meer hebben gewerkt met de dood als onafwendbaar gevolg. Omringd door de natuur bekruipt me een ongemakkelijk gevoel: het recht op gezondheid is hier niet vanzelfsprekend.

De derde dag wordt opnieuw een beproeving. De route voert stijl omhoog en is deels onbegaanbaar. Bedwelmd door stilte en schoonheid raak ik al snel uit de koers om in de opkomende schemering weer tot mezelf te komen. Overmand door angst volg ik mijn weg terug op zoek naar een vogelnestje, waarvan ik me de omtrekken nog vaag herinner. Vogelkenner-zij-dank! Na enkele honderden meters vliegen doemt het nest op. Behoedzaam loop ik naar de rand, waar twee kortvleugellijsters me met enige verbazing begroeten. Vogels, zeker zode vogel als ik, worden hier blijkbaar zelden gezien. Gelukkig heb ik geen gesproken taal nodig: een paar bewegingen blijken voldoende voor een gastvrij onthaal. Die nacht deel ik samen met de lijsters een nest met een harde ondergrond.

De zon is inmiddels opgekomen. Ik kijk uit op een uier, waar de gastheer ijverig melk uit tapt. Een uier in een nest! Het is een bijzondere ervaring. Nadat de kortvleugellijster me tot drinken heeft bewogen, kan ik mijn afschuw maar moeilijk onderdrukken: het brouwsel is zout. Geforceerd beantwoord ik de glimlach van de lijsters met mijn glimlach. Maar liefst kom ik nu snel ter zake: het doel van mijn vlucht, een vogelhuisje op de rechterarm van de U. Uit de reactie van beide lijsters begrijp ik dat ze mijn roep hebben begrepen. Van buiten verschijnt een derde lijster die mij op mijn tocht zal vergezellen. Met een zware last op de rug, gaat de tanige vlieger me voor. Omdat ik me niet wil laten kennen, treed ik vastbesloten in zijn spoor. Ik zal het weten! De tocht gaat eerst steil naar beneden en vervolgens steil omhoog. Als de afstand tussen mijn gids en mij na vier uur vliegen fors is opgelopen, laat ik mijn begeleider vleugellam weten niet verder te kunnen. Inmiddels op de hoogte wijst de vlieger me op een voor mij nog niet waarneembare werkelijkheid: het vogelnestje van mijn bestemming is bereikt! Ik voel me tegelijkertijd alles en niets. Anders dan mijn eerdere stekjes voelt het nest als een oase, die energie geeft voor het vervolg. Als ik na honderd vluchturen Kathmandu bereik, ben ik een indringende ervaring rijker en veel gewicht armer.

De vlucht door de het Verre Oosten heeft mijn ouderlijk nest kleiner gemaakt dan ooit. Vader en moeder spreken een andere taal, mijn omgeving ademt een andere sfeer. Ik moet braken. De War die mij zo vertrouwd was, is mij vreemd geworden. Ik voel me niet langer thuis in mijn eigen nest. Sterker: ik voel me niet meer thuis in mijn eigen lijf. Als blijkt dat vader Josephus mijn vertrouwde nestruimte naar eigen inzicht heeft opgeknapt, knap ik af. Op een nacht trekt een geheimzinnige kracht me naar de nestrand. Gelukkig blijkt mijn angst voor de dood sterker dan de verleiding van een vrije val. Pas later zal ik mijn veranderde beleving van ruimte en tijd verstaan: dacht ik voor het Verre Oosten nog dat ruimte kan worden gevuld en tijd gedood, inmiddels weet ik dat ik tijd en ruimte tot Leven kan brengen. Op zoek naar dat Leven sluit ik me aan bij een Interkerkelijk Vredesduivenberaad.

Op zekere dag vlieg ik in mijn geboortestad een fuut tegemoet. De watervogel heeft me nog niet gezien of hij begint onophoudelijk over zijn waterrijke streek te twitteren. De drijfveer voor zijn bevlogenheid zit echter in de staart: hij heeft een samenspel tussen de Vogelkenner en gewone vogels geregeld! Of ik ervoor voel deze confrontatie in de Grote Kerk van mijn geboorteplaats bij te wonen? Een confrontatie en dan nog wel in een kerk! Mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Niet lang daarna ben ik getuige van het schouwspel, dat mijn stoutste verwachtingen doet uitkomen. De fuut, in de rol van Vogelkenner, en drie draaihalzen, in de rol van gewone vogels, maken me getuige van een meeslepende symfonie. En wat blijkt: de Vogelkenner en de gewone vogels vinden elkaar in de muziek. In een ongekende harmonie lost een War van verschil op in een Wereld van overeenkomst. Als ik draaihals bij de uitgang vraag of de Vogelkenner zich niet door de gewone vogels bedreigd voelt, kan hij een nasaal lachje niet onderdrukken. Voor mij voldoende om te beseffen wat ik eigenlijk al wist: dat de Vogelkenner zijn vogels voldoende kent om zich niet bedreigd te hoeven voelen.

Inmiddels heb ik mijn eerste stappen in de School voor Steenuilen gezet. Nog altijd in de ban van vogelgeluiden, sta voor de keuze. Wil ik meer weten over de geluiden zelf, de vormen waarin ze worden overgedragen of de manier waarop vogels zich tot elkaar verstaan? Op verstand kies ik voor het eerste. Kennis van vogelgeluiden staat nu eenmaal in hoog aanzien. Al snel blijkt het een verkeerde keuze. Terwijl ik mijn weg in de taalkundige treurwilg aanvankelijk nog weet te vinden, kom ik al gauw in een vrije val. Fel verzet ik me tegen de planter van de treurwilg, Noam, een Amerikaanse nachtzwaluw. Volgens hem is taal en kwestie van rekenen. Maar met rekenen heb ik weinig. Op zoek naar een strohalm om mijn teleurstelling te verwerken, zoek ik mijn toevlucht in het Ideeënrijk.

 

00.81

De Australische persmuskiet Rupert neemt het woord, in het land van de stier wordt voorkomen dat een vechtkwartel de macht overneemt en de Amerikaanse zeearend wordt afgelost. In het fantasierijke broeinest verzetten meer dan 400.000 vredesduiven zich tegen de War.

In het ideeënrijk vliegen wijsgerige dwaalgasten als Plato, René, Friedrich voorbij, elk met hun eigen waarheid. Plato heeft het over een Wereld buiten de War, waaraan we vogelrechten kunnen ontlenen. René twijfelt, behalve aan zichzelf. En Friedrich? Deze specht maakt het wel heel bont door zijn voorgangers af te hameren. De vogel, waarop de stormmeeuw me eind 00.75 al attendeerde, zet me opnieuw aan het denken. En toeval of niet, in dat denken komt hij op een druilerige maandagmorgen ineens uit de lucht vallen. In de achtervolging klamp ik Friedrich, wakker geschud door zijn hamer, direct aan. Dan ineens begint de vogel zonder ophouden om de Vogelkenner te roepen. Zijn omstanders reageren schamper. "Heeft hij het licht gezien", roept een zwarte stern. "Is hij verdwaald", vraagt een tureluur. "Is hij soms uit zijn kooi ontsnapt?", grapt een holenduif. Dan springt Friedrich plotseling in de kring en kijkt ons indringend aan. "Waar de Vogelkenner heen is? "schreeuwt de zeldzame broedvogel onheilspellend. "Dat zal ik jullie zeggen! Wij hebben Hem dood gemaakt, jullie en ik! Wij zijn Zijn moordenaars! Maar hoe hebben wij dit gedaan? Hoe konden wij de natuur plunderen? Wie gaf ons de spons om de toekomst uit te vegen? Wat hebben wij gedaan toen wij de War van de Wereld losmaakten? In welke richting beweegt zij zich nu? In welke richting bewegen wij ons? Weg van de Wereld? Vallen wij niet aan één stuk door? Achterwaarts, zijwaarts, voorwaarts, naar alle kanten? Is er nog wel een boven en beneden? Verdwalen we niet in een oneindig niets? Ademt niet een lege ruimte in ons gezicht? Is het niet kouder geworden? Komt er niet steeds meer nacht? Moet er in de ochtend geen licht komen? Horen we nog geen geluid van vogels, die de Vogelkenner begraven? Ruiken we nog niets van Zijn ontbinding? De Vogelkenner is dood! De Vogelkenner blijft dood! Wij hebben Hem gedood! Hoe zullen we ons troosten, wij moordenaars? Het heiligste en machtigste dat de War nog bezat, is geslacht. Wie wist het bloed van ons af? Met welk water kunnen we ons reinigen? Hoe moet vergeven er uit zien, welke heilige spelen moeten we nu weer bedenken? Is deze moord niet te groot voor ons? Moeten we geen vogelkenner worden om hem goed te praten? Nooit was er een grotere moord. En wie daarom na ons geboren wordt, behoort tot een hogere geschiedenis dan alle geschiedenis tot nu toe!" Dan zwijgt de specht en kijkt ons opnieuw aan. Als ook wij zwijgen, klinken nauwelijks verstaanbaar zijn laatste woorden: "Ik kom te vroeg, het is mijn tijd nog niet. Het Ongelooflijke is nog onderweg, het maakt een omweg. Het is nog niet tot de vogels doorgedrongen. Om gezien en gehoord te worden hebben bliksem en donder tijd nodig, het licht van de sterren heeft tijd nodig, daden hebben tijd nodig. Ook nadat ze gedaan zijn! Deze moord staat nog steeds verder van de vogels af dan de verste sterren. En toch hebben de vogels die moord zelf verricht!" Als na de toehoorders uiteindelijk ook de specht is gevlogen, blijf ik alleen achter. Later die dag zou Friedrich verschillende kerken zijn binnengedrongen om vogels ook daar te smeken om de Vogelkenner Zijn eeuwige rust te gunnen. Naar buiten gebracht en ter verantwoording geroepen, zou hij alleen maar hebben getwitterd dat kerken de graven en gedenktekens van de Vogelkenner zijn.

00.82

Op het grondgebied van de Torogoz vermoord de Amerikaanse zeearend vier persmuskieten, het Verenigd Koninkrijk bindt de strijd aan met de Argentijnse ovenvogel en het hoppennest bezet de ceder van Libanon. Voor Suriname is december de maand van de grote vogelmoord en voor Nederland staat ook 00.82 in het teken van verzet tegen de War.

Mijn betrokkenheid bij het Interkerkelijk Vredesduivenberaad en de Vogelbescherming maakt dat ik ook steeds meer betrokken raak bij samenscholingen in mijn directe omgeving. De veerkracht van de aangesloten vogels geven me energie. Tegelijkertijd levert de balans tussen zinvol en zinloos lastige spagaten op. Steeds vaker vlieg ik tegen lampen, al is de druppel die mijn drinkbak zal doen overlopen nog onderweg...

Die druppel volgt als ik eind dit jaar opnieuw aan mijn snavel moet worden geholpen. De botsing met de gestaalde vogel, die me in 00.77 velde, wordt me opnieuw noodlottig. Het vooruitzicht van vogelchirurgie herinnert me aan mijn vader. Jaren terug aan zijn snavel geholpen, liet een witte jas hem bloedend in de steek. Zo vader, zo zoon, denk ik. Buiten mezelf en slapeloos laat ik me in roestoestand twee weken later behandelen. Een ingreep van niets, maar slapeloos blijf ik. Midden in de nacht hoor ik vogels huilen. Ik maak me zorgen over mijn lichaam, de toekomst en raak mijn zelfvertrouwen kwijt. Liever ben ik dood dan mijn familie nog langer met mij op te zadelen. Als ik overal verkondig dat ik mijn lusteloze lijf liever kwijt dan rijk ben, verwijst een dupontsleeuwerik me naar een crisisopvang. Het oordeel staat dan al vast: mijn geest wil mijn lijf verlaten, mijn ontbinding is onderweg. Vroeg in de ochtend van oudjaar hangt mijn geest aan een zijden draadje. Gewaarschuwd door mijn jongste zus Hyacint vliegt vader me achterna. Voor het eerst hoor ik hem aan zichzelf twijfelen. Hij die anders dan zijn vader wilde worden, verzucht te hebben gefaald. Zijn gevoel geeft bij mij de doorslag. Samen met vader keer ik terug naar mijn thuisnest en laat me nog diezelfde ochtend in Vogelenzang kooien. Het is 31 december.