DEEL 10. MIJN DERDE VAL

"Wat nacht voor mij is, noemen jullie dag, maar is er dan licht in deze duisternis? Als het dodenrijk mijn woonplaats is en daar mijn bed al klaarstaat, als ik het graf mijn vader noem en de wormen mijn moeder en zusters, wat voor hoop is er dan nog? Wie kan dat ontdekken? Mijn verwachtingen gaan mee naar het dodenrijk, mijn wensen neem ik mee naar mijn graf"

(Spreuken 17, 12-16)

Na een vakantievlucht kruijg ik mijn gestaalde vogel niet aan de praat. Vleugellam laat ik me door een blauwgele reiger voor een behandeling op sleeptouw nemen. Halverwege onze tocht vliegt de vogel echter door oranje, ik onontkoombaar door rood. Frontaal raak ik een lamp om twee weken later weer tot bewustzijn te komen. Die twee weken breng ik door in een schemerachtige onderwereld met gevoelloze trollen. Mijn geest dwaalt door een beeldentuin, mijn lichaam zit gevangen in vinkentouw. Twee weken later brengt een ooievaar, herkenbaar aan zijn witte vederkleed, me terug in de bewoonde wereld. Het voelt als een wedergeboorte, maar wel een zware. Tot in details herinner ik me mijn onderwereld, maar vergeet die liever zo snel mogelijk. In roestoestand en vastgebonden aan mijn nest neem ik mezelf en mijn de omgeving in me op. Ik weet niet waar ik ben, niet eens wie ik ben. Mijn gedachten gaan naar 00.83 en 00.92. Ik vermoed dat ik opnieuw ben opgenomen in een kooi voor verwarde vogels. Gelukkig doet mijn liefdevolle omgeving, Tortelduif voorop, me opstaan. Voor haar ogenschijnlijk buiten kennis zingt ze me toe: Arme vlinder, die wacht onder de bloesem. Arme vlinder, van wie ik zo hou. De momenten lijken uren, de uren jaren. En als ik door mijn tranen heen lach, fluister ik: de maan en ik weten dat ik je trouw zal zijn. Ik weet zeker dat je terugkomt. Maar als je niet terugkomt, zal ik nooit zuchten of huilen". Ontroerd door alle zorg en toewijding, zie ik mezelf op een dag in een donkere spiegel. Niet alleen mijn snavel, maar ook het gebied daaromheen zijn zwaar gehavend. Slechts één vraag houdt me daarna nog bezig: waarom ben ik opnieuw op mijn bek gegaan? Later zal ik begrijpen.